Is er iets beters op een warme dag dan een koud drankje op een terras? Gisteravond was ik in een café, in mijn ice tea stond een houten stokje – dat ik eerst aanzag voor een rietje – met een gek vierkantje eraan vast, twee balkjes aan de onderkant en daarnaast twee ronde gaatjes. Het was geen stokje, het was een stampertje. Zo een waarmee je een schijfje citroen hoort te pletten, maar dat je eigenlijk nooit echt gebruikt; het grand café had een sustainable vervanger verzorgd voor een van de meest nutteloze dingen in het leven.
Lange tijd was er discussie over een vergelijkbaar geval: moesten we plastic rietjes verbieden in de Europese Unie? Het was natuurlijk al duidelijk dat deze single use plastics slecht voor het milieu zijn; na eenmalig gebruik worden ze, zoals de term al zegt, weggegooid. Idealiter in een prullenbak, maar dat lijkt vaker niet dan wel te gebeuren. Kort nadat het plan er doorheen was – de plastic rietjes worden nu niet meer verkocht – brak de pandemie uit. Van de ene soort single use items vielen we in de andere. Ditmaal ging het om mondkapjes, zelftesten, handschoentjes; allemaal werden ze op grote schaal gebruikt en op nog grotere schaal weggegooid. We moeten immers niet vergeten dat de Nederlandse overheid een grote dosis mondkapjes kocht, die vervolgens onbruikbaar bleek, wat daar vervolgens mee gebeurde kun je vast zelf ook wel bedenken. Goed en leuk dus, dat we ons hard maakten voor alle schildpadden die uitsterven. Dat we dachten dit op te kunnen lossen met een verbod op het gebruik van plastic rietjes, was natuurlijk naïef.
Eigenlijk is deze ‘oplossing’, naast het kleine beetje klimaatwinst, weinig meer dan een goed gevoel dat we voor onszelf willen kweken.
Eigenlijk is deze ‘oplossing’, naast het kleine beetje klimaatwinst, weinig meer dan een goed gevoel dat we voor onszelf willen kweken. De mens lijkt er dol op te zijn om zich goed te voelen over zichzelf. ‘Het probleem ligt niet bij ons, nee, dat ligt in al die andere landen die met overbevolking kampen.’ ‘Ach, ik mag best op vliegvakantie gaan, de afgelopen twee jaar zat ik alleen maar thuis.’ ‘Kijk mij nou, ik gebruik een katoenen tas en ik heb een herbruikbaar rietje! Dat is toch beter dan al die dingen die constant weggegooid worden?’
Vaak wordt er enkel voor de schijn verduurzaamt. Een cosmeticawinkel, die voor mij altijd een zweem van goedheid over zich heen heeft – in hun ‘manifest’ omschrijven ze zichzelf als cruelty free; tegen het testen op dieren en natuurlijk hebben ze veel groen in hun logo –, onderging laatst een complete rebranding. De oude inrichting werd van tafel de container ingeveegd en plotsklaps vervangen. Tegenwoordig word je bij binnenkomst in de winkel platgegooid met groen en hout in het meubilair en eenzelfde kleurenschema bij de verpakkingen, in plaats van foto’s op de flessen en potjes vind je daar nu artistiek aandoende illustraties en om het alleen nog maar milieubewuster te maken hebben ze nu ook een ‘refill station’: voor een schamele meerprijs koop je er in plaats van de gebruikelijke plastic fles nu een van aluminium, die je eindeloos kunt hergebruiken. Althans, dat is het idee. In de praktijk zal het weinig voorkomen dat je de fles meeneemt naar de winkel om hem daar opnieuw vol te pompen en deze kans wordt nog kleiner doordat ze niet alle soorten douchegel, shampoo, conditioner etc. in dit refill-format beschikbaar hebben. Het idee is leuk, maar in de werkelijkheid heeft deze tweede restyling in korte tijd – niet lang daarvoor gooiden ze ook al hun hele winkel om – meer slechts dan goeds voor het milieu teweeg gebracht. Alle bovengenoemde schijnverduurzaming zorgt alleen maar voor meer vervuiling.
Natuurlijk, ik doe even hard mee met deze stijlvolle pogingen om het klimaat te redden. In huis hebben we bamboe rietjes en tandenborstels en een plastic zakje gebruik ik alleen nog maar om het zadel van mijn stationsfiets droog te houden. Ik eet veelal vegetarisch, koop mijn kleding tweedehands, mijn schoenen zijn duurzaam en mijn groenten onverpakt. Dit terwijl mijn besef groeit dat het nooit genoeg zal zijn: grote bedrijven en de politiek gaan door met vervuilende plannen, greenwashing en bovengenoemde nutteloze kleine groene beetjes die moeten ‘helpen’. Zolang zij niet stoppen blijft de wereld verder aftakelen, of je rietje nu van papier, glas, bamboe of plastic is.
“De wereld gaat naar de klote, maar wel in stijl,” zo luidde de conclusie van mijn vader.
In het café waar dit artikel begon, praatten we ook over dat stokje, dat stampertje. “De wereld gaat naar de klote, maar wel in stijl,” zo luidde de conclusie van mijn vader. Inmiddels zijn we ons allemaal maar al te bewust dat het klimaat en de aarde achteruitgaan. Daar kunnen we dingetjes aan doen, natuurlijk. Maar aangezien we niet aangetast willen worden in comfort gaat dat slechts geleidelijk. De genomen maatregelen zijn een soort symboolpolitiek. De papieren rietjes voorkomen niet dat er plastic in de oceaan komt. Ze zorgen slechts voor een kleine vermindering in de productie van plastic.
We doen aan al deze vormen van verduurzaming, omdat we er een goed gevoel van krijgen. Het geeft ons een gevoel van controle en als we dat stijlvol doen ook een gevoel van geluk. Het verhelpt niet ons probleem dat de wereld uiteindelijk, en steeds sneller, kapot gemaakt wordt, maar het zorgt er wel voor dat dat gebeurt terwijl wij ons daar niet slecht over hoeven te voelen. Ook de ogenschijnlijke verduurzaming van winkels leidt tot extra vervuiling, in plaats van de beoogde milieuvriendelijkheid. Natuurlijk zijn er verder kleine dingen die enigszins verschil maken, maar bij lange na niet genoeg om het tij te kunnen keren. Desondanks zullen we zo verder ‘verduurzamen’ met enige flair, lurkend aan een papieren rietje, kijkend naar een nieuwe natuurdocumentaire, nadat we net onze handen hebben ingesmeerd met veganistische handcrème. Alles gaat dan misschien naar de klote, maar dan wel in stijl.