Al ruim 30 jaar neemt Paul Auster ons mee in allerlei verhaalvarianten waarin de willekeur van het lot levens op drastische wijze beïnvloedt. Zoals in The book of Illusions waarin hoofdpersonage David Zimmer besluit om vanwege zijn werk niet meteen met zijn vrouw en kinderen mee te vliegen en zijn gezin vervolgens omkomt bij een vliegramp. En in Sunset Park, waarin de levensloop van Miles Heller ingrijpend verandert als hij in het park een meisje ontmoet dat hetzelfde boek leest als hij en ze met elkaar in gesprek raken. Chance en Luck zijn toverwoorden in het oeuvre van Paul Auster.
Op 15 juni 2017 sprak ik met Auster over deze terugkerende thema’s. Hij vertelde dat ze het leven niet alleen onvoorspelbaar maken maar op momenten ook vreemd. Dit gegeven komt tot uitdrukking in een zin die Auster ook al in Sunset Park gebruikte: ‘How deeply strange it was to be alive.’ De uitdrukking komt van zijn vrouw Siri Hustvedt. Auster vindt het heel normaal dat je als mens af en toe stil staat bij het enkele feit dat je er bent. In zijn eigen woorden: ’We all have those moments, right?' Als je je als mens niet af en toe kunt verwonderen over het feit dat je überhaupt leeft, wat doe je hier dan? Het zijn ‘the moments in which you suddenly look at your familiar surroundings with different eyes.’
Als de schrijver zich ergens sceptisch tegenover toont, is het de maakbaarheid van het menselijk bestaan. Alle Austerpersonages, van welk pluimage dan ook, beleven momenten waarop het lot met de overdonderende kracht van een tsunami hun bestaan volledig overhoop gooit. Ze zijn ergens wel of niet op een verkeerd of perfect moment. Ze krijgen een slopende ziekte of worden plots overreden, of juist niet. Zulke dingen gebeuren door eigen handelen (ongezond leven enerzijds en gevaar zettend gedrag vertonen anderzijds) maar ook zonder eigen inbreng (altijd gezond geleefd of door de schuld van een ander). Ook op hun eigen herinneringen aan dierbaren hebben zijn personages geen vat: ‘He felt they were already beginning to vanish before his eyes, slowly dissolving like a Polaroid image moving in reverse, undeveloping itself.’
‘Nature, your genetics, is what has been given to you by birth, but the circumstances in which you grow up including the nurture by your parents, play a huge part in everybody's life.’ En wat dat betreft spreekt het boek, zegt Auster, met de vier verschillende verhalen, voor zichzelf. ‘Als je ouders je jarenlang opsluiten in het kolenhok kun je genetisch allerlei mogelijkheden hebben, maar die zullen dan nooit tot volle bloei kunnen komen.'
We konden er dus min of meer vanop aan: ook in Austers nieuwe roman, 4 3 2 1, staan toevallig geluk en rampspoed centraal. De kritische vraag dringt zich dan ook op: als Auster zich blijft herhalen, wat maakt het doorploegen van de bijna 900 nieuwe pagina’s dan de moeite waard?
'The world as it was could never be more than a fraction of the world'
Een antwoord op die vraag zit in de experimentele benadering van 4 3 2 1 op het klassieke Austerthema. Auster laat zijn lezers niet alleen de impact zien van het lot op een leven: hoofdpersoon Archie Ferguson, schrijver, beleeft zijn leven in 4 3 2 1 maar liefst viermaal. Als jongetje heeft Ferguson te kampen met de dood van een ouder en allerhande financiële tegen- en voorspoed. Zijn leven ontvouwt zich in ‘de realiteit’, maar ook volgens drie andere scenario's. Auster werkt de 'wat als...?’-vraag uit in vier parallelle avonturen van een en dezelfde persoon. Want, zoals Auster het verwoordt: 'The world as it was could never be more than a fraction of the world, for the real also consisted of what could have happened but didn't, that one road was no better or worse than any other road, but the torment of being alive in a single body was that at any given moment you had to be on one road only, even though you could have been on another, traveling toward an altogether different place.'
Tijdens het interview dat ik met hem had, omschreef hij het als volgt: ‘Metaphorically speaking: a man walks from A to B en in between a tree falls down to block the whole road. So the man has to take a detour through the woods. Everything can happen during that detour: maybe he sees a nice alternative route that leads him to point C, or he gets eaten by a lion and then there it ends for him. But he can also fall in love with a woman he meets in the woods and maybe because of that he loses his entire desire to get to B. Anything can happen after something unexpected occurs.’
Auster toont zich in 4 3 2 1 een geniale componist, die de lezer uitdaagt alle vier de verhaallijnen goed in de gaten te houden en zich steeds te realiseren op welk moment Ferguson zich in welke verhaallijn bevindt. Ook in dit boek treedt het lot onverbiddelijk op, maar daarmee is niet alles gezegd. Als in de ene verhaallijn een lotsbeschikking plaatsvindt, betekent dat niet dat alles verandert in het vervolg van de parallelle levens. Ook beslissende momenten nadien hebben invloed, momenten die via kleinere en grotere vertakkingen leiden tot andere kruispunten, T-splitsingen en afslagen. Net als in Austers andere boeken blijkt verandering mogelijk die onmogelijk kon worden voorzien, die soms zelfs ongeloofwaardig oogt, maar die verschillende veranderingen lopen in 4 3 2 1 door de vier verhaallijnen heen, waardoor de impact ervan groter is dan ooit.
De spanning loopt hoog op wanneer de verschillende verhaallijnen elkaar tegenspreken
Anders dan in Austers eerdere romans loopt de spanning dus niet alleen hoog op wanneer zich onvoorspelbare gebeurtenissen voltrekken, maar ook op de momenten dat de verschillende verhaallijnen elkaar tegenspreken. Zo is het gemis van zijn jong overleden vader zeer invoelbaar beschreven in het ene hoofdstuk en kan hij zijn vader niet meer zien of luchten in een ander. Zelfs lange passages over de Amerikaanse politiek in de jaren zestig, die zeker korter hadden gekund, behouden daardoor hun waarde in het boek. Auster weet als geen ander fatale gebeurtenissen aan te kondigen zonder dat het verhaal erdoor aan spanning inboet: ‘The summer promised great things for everyone in his circle. Or so it appeared when the summer began, and why mention the disasters of July and August when the chronology calls for the high hopes of June to come first into the reckoning?'
Ook wat betreft een ander aspect deelt 4 3 2 1 veel met Austers eerdere werk: de gedeelten in het boek die gaan over het schrijverschap. In zijn autobiografische werk (Winterjournal en Report from the Interior) legde Auster zijn ziel en zaligheid, en hij legde er het doel uit van zijn schrijfwerk: zijn eigen leven beschrijven met onverbiddelijke eerlijkheid. Hij gaf er zijn lichaam en geest in bloot, verfraaide niets en beschreef louter zijn eigen, werkelijke lotgevallen. 4 3 2 1 bevat soortgelijke passages over het doel van schrijven. Hoewel ze niet expliciet autobiografisch zijn, werpen deze meer dan ooit een blik op het auteursuniversum van Auster zelf. Zo schrijft Ferguson, te lezen als fictioneel alter ego van zijn schepper, weliswaar verschillende boeken in zijn parallelle levens; overeind blijft dat hij zich daarbij nooit laat beïnvloeden door krachten van buitenaf. Lof is prettig en kritiek vervelend voor de jonge schrijver Ferguson, maar hij verandert er geen letter door.
Is Austers 4 3 2 1 de tour de force geworden zoals de roman wordt aangeprezen?
Is Austers 4 3 2 1 de tour de force geworden zoals de roman wordt aangeprezen? Ja en nee. Ja omdat hij nog nooit zo'n omvangrijk werk heeft geschreven, nee omdat er geen nieuwe thema's zijn bijgekomen. Ja omdat Auster ons wellicht een zeldzaam inkijkje geeft in de manier waarop hij schrijft, en nee omdat hij andermaal een hoofdpersoon heeft bedacht die een groot deel van zijn tijd in New York doorbrengt en een voorliefde heeft voor Frankrijk.
En toch: hoewel de thema’s die Auster behandelt in 4 3 2 1 in wezen dezelfde zijn als altijd, vindt daarvan in zijn nieuwste boek een onmiskenbare verdieping van plaats. Auster heeft autobiografisch werk geschreven, waarin hij zijn eigen lotgevallen op radicaal eerlijke wijze uit de doeken deed, en waaruit blijkt hoe hij zelf ook niet aan zijn eigen lot ontkomt. Daarnaast schrijft hij al decennia lang fictie, waarin hij de lotgevallen van personages weliswaar naar eigen inzicht construeert, maar waarin de gemene deler overeind blijft: noch in het echte leven, noch in de fictie, ontkomen mensen aan hun lotgevallen. De mate waarin maakbaarheid een rol speelt, blijkt ook in de drie alternatieve verhaallijnen van 4 3 2 1 uiterst beperkt.
Auster laat met 4 3 2 1 hetgeen feitelijk onmogelijk is, literair toch plaatsvinden. Hij wijst ons erop dat in het ‘echte’ leven iedere weg die we inslaan, iedere keuze die we maken, slechts het topje van de ijsberg blootlegt dat we realiteit noemen. Daaronder, onzichtbaar en ongrijpbaar, bevinden zich alle niet-bewandelde wegen. 4 3 2 1 is een geslaagd en boeiend pars pro toto voor al die duizenden levens die een mens of een personage had kunnen leiden, maar die voor altijd uit het zicht zullen blijven. Noem het beklemmend of geruststellend: Auster laat zien dat zelfs de fictieve mogelijkheid om keuzes terug te draaien ons niet zal redden van het lot.
En het mooie van het leven is dat je je eigen lot niet kent. Auster: ‘Never underestimate the importance of chance, or maybe better: the importance the unexpected. Because the unexpected intervenes regularly in everybody's life. We, as human beings, need to be prepared for the unexpected.' We hebben niet voor niks als mensen ons brein, we hebben ambities, we hebben de mogelijkheid om te kiezen en er komen nu eenmaal van die cruciale momenten in ieders leven en dan is de enige vraag die telt: hoe gaan we daarmee om? Daar moet je mentaal op voorbereid zijn: ‘Fortunately we don't know what our life brings us. If there would be a time travel device I would never go to the future. Because in the future lies your end, your death. Only the past is interesting to me, want in het verleden zou ik zoveel dingen willen zien: de levens van mijn ouders bijvoorbeeld, of een speech van Abraham Lincoln meemaken of de première van Oedipus Rex.' Dat, vertelt Auster, zou hij geweldig vinden: 'The fact that we have no idea how our lives will develop and how old we will become, and under what conditions, that makes living worth while. What if you would be born and you got a piece of paper with the date on it that you die. Say, you gonna reach the age of 62 and a half and you'll die on April 4th? That would ruin everything. Not knowing is a blessing.’