Heiligheid,
Eerwaarde vader,
Hallo meneer de Paus,
Hoe begin je als ongelovige een brief aan een overleden paus? ‘Beste Julius’ lijkt me een beetje respectloos. ‘Heiligheid’ wordt voorgeschreven, maar aan het concept heiligheid twijfel ik in het algemeen, en aan die van jou, Julius II, in het bijzonder. ‘Eerwaarde vader’? Ik heb nog nooit over enige paus gedacht als een geschikt vaderfiguur, dus ook dat zou hypocriet zijn. ‘Hallo meneer de paus’ komt misschien het dichtst in de buurt bij mijn houding ten opzichte van jou en het katholieke geloof in het algemeen: het doet denken aan meneer de Uil van de Fabeltjeskrant, en zo zie ik u denk ik toch het meest – als een overblijfsel van een voorbije tijd, iets dat verzonnen is om kinderen zoet te houden. Al moet ik eerlijkheidshalve zeggen dat ik voor meneer de Uil warmere gevoelens koester dan voor u, en dat de Fabeltjeskrant door de eeuwen heen een stuk minder slachtoffers gemaakt heeft.
Zo bezien is de katholieke kerk er in vijfhonderd jaar niet in geslaagd de kritieken die toen geuit werden om te zetten in een ware verbetering.
Als ik, ongelovige, al zo worstel tussen respect voor traditie en andermans overtuiging, stel je dan eens voor hoe dat moet zijn geweest voor iemand in de zestiende eeuw – iemand die in God en het katholicisme geloofde, maar de bekleding van het pausdom door zo’n schurkachtig figuur als jij niet kon rijmen met de idealen van zijn kerk. Ik vind het dan ook erg knap dat Erasmus (als hij het echt was natuurlijk), er in geslaagd is zo’n vlijmscherpe kritiek op u te schrijven. In Julius exclusus e coelo [1], vlak na uw dood (1513) geschreven en gepubliceerd en al snel mateloos populair, geeft hij de dialoog weer die bij de hemelpoort tussen Petrus en u moet hebben plaatsgevonden. Ook uw genius, beschermgeest, bemoeit zich er af en toe mee. Het is één lange aanklacht tegen de misstanden in de katholieke kerk en haar belangrijkste vertegenwoordiger: de corrupte, oorlogszieke, konkelende dronkenlap die zich Julius II noemt.
Tijdens je pausdom was je vooral bezig met oorlog voeren en vorsten tegen elkaar uitspelen, schrijft Erasmus. Zo kon je de rijkdom van de kerk vergroten en dat was in jouw ogen de beste manier haar te dienen. Keer op keer blijkt dat je meer waarde hecht aan wereldse zaken dan aan de kernwaarden van het christelijk geloof. Als Petrus je vraagt op welke apostolische verdiensten je kunt bogen, reageer je een beetje geïrriteerd: ‘Welke verdiensten?’ Hij helpt je en vraagt of je je hebt verdiept in de geloofsleer, wonderen hebt voltrokken of veel zielen hebt gewonnen voor Christus. ‘Massa’s!’ antwoord je, ‘… voor de hel!’
Deze kritiek op de discrepantie tussen de idealen van de kerk en het gedrag van haar belangrijkste beschermer, was voor haar tijd niet uniek. Erasmus leefde in de tijd van Renaissance-pausen, die meer aandacht hadden voor het vermeerderen van de glorie en het fortuin van hun eigen familie dan voor het winnen van zieltjes voor de kerk, zich schuldig maakten aan het verkopen van kerkelijke ambten, omkoping en algehele onchristelijkheid. De kritiek die Erasmus uit is scherp, maar van een totaal andere orde dan de zeer fundamentele kritiek die een paar jaar later door Martin Luther verspreid zal worden. Julius geeft in mijn ogen vooral (op komische wijze) de frustratie weer van iemand die het niet kan verkroppen dat een religie waar hij nog in gelooft, zo slecht geleid wordt.
De parallellen tussen de huidige kerkelijke crisis en die van vijfhonderd jaar geleden zijn echter opvallend.
In dezelfde week waarin ik Erasmus’ aanklacht tegen de kerk uit zijn tijd las, las ik een interview in De Groene Amsterdammer met kardinaal Finischella, de belangrijkste Vaticaan-ideoloog van onze tijd. Hij zal de komende herfst een offensief tot herkerstening van het Westen lanceren en lichtte dit in De Groene toe. Het interview bevatte weinig nieuwe inzichten en was in die zin niet erg interessant. De parallellen tussen de huidige kerkelijke crisis en die van vijfhonderd jaar geleden zijn echter opvallend. In het interview is het Finischella zelf die kritiek uit op de dubbele houding van veel bisschoppen en wijst op het belang van het practice what you preach-principe. Hij gaat er van uit dat er nog redding mogelijk is voor de kerk: “Ik ben ervan overtuigd dat we in de toekomst weer geloofwaardig kunnen zijn als onze levensstijl in overeenstemming is met ons geloof.”
De laatste passage van Erasmus’ werk geeft een zelfde beeld. Petrus vraagt aan uw genius of alle bisschoppen zijn zoals u. Het antwoord is dat er velen van hetzelfde slag zijn, maar u wel de ergste van allen was. Dan roept Petrus uit: “Ik begin te snappen waarom hier de laatste tijd bijna niemand meer komt. Met dergelijke brokkenmakers aan het roer van de kerk! Toch denk ik dat de mensen voor verbetering vatbaar zijn, gewoon al omdat de paustitel voldoende was om hen zo’n vieze beerput eer te laten betuigen!” Met het geloof van de mensen en hun vertrouwen in de kerk is dus an sich niets mis, maar zij zijn misleid door valse herders en zullen terugkeren tot het ware geloof als eerst de herders zich weer goed gaan gedragen.
Zo bezien is de katholieke kerk er in vijfhonderd jaar niet in geslaagd de kritieken die toen geuit werden om te zetten in een ware verbetering. Hoewel ik heel benieuwd ben naar het herkersteningsoffensief, heb ik er geen enkel vertrouwen in dat het gaat slagen. Ik hoop alleen dat de toeschouwers evenveel humor hebben als Erasmus. Hoe zou Petrus de huidige bisschoppen, kardinalen en paus opwachten? Staat er nog iemand, of heb jij, Julius, je dreigementen ten uitvoer gebracht en Petrus met je huurlegers uit de hemel verdreven?
[1] In de vertaling van John Piolon: Julius. Hoe paus Julius II bij de hemelpoort aanklopt, maar door Petrus niet wordt binnengelaten.
je legt alleen niet uit wat de huidige misstanden in de katholieke kerk zijn, je wil toch niet iets impliceren in de lijn van het zijn allemaal pedo's o.i.d.?
Met z'n driedubbele tiara. Leuk om te lezen, Luna!
Nee. Het valt echter niet te ontkennen dat dit binnen de kerk de afgelopen decennia wereldwij, op grote schaal is gebeurd. Op Sicilië sprak ik een pastoor die dit enkel aan zwakke individuen toeschreef, maar dat dit bewust is verzwegen door vele hooggeplaatste geestelijken maakt dat in mijn ogen onmogelijk. Uit het artikel van De Groene bleek dat kardinaal Finischella en de huidige paus zich daar al langere tijd tegen verzetten en dat pleit voor ze, maar neemt niet weg dat het door veel meer mensen in de doofpot gestopt is - terecht dat er een vertrouwenscrisis ontstaan is, en evengoed terecht dat ze die proberen te herstellen. Ik denk echter niet dat het nog veel zin heeft.
Eindelijk weer eens een brief aan de hoofdpersoon!
Leg in eerste instantie uit wat de dogma's zijn van de rkkerk, wat die inhouden en waarom die er zijn. Als dat rationeel te bevatten is, is er ook nog toekomst voor de rkkerk