Boodschappen voor nu of een goede opleiding voor later

Op 23 september 2021 ging de kogel door de kerk: de motie om het in 2015 ingevoerde leenstelsel af te schaffen, werd met een forse meerderheid aangenomen. Sinds de afschaffing van de basisbeurs en de komst van het sociale leenstelsel (ook wel: het studievoorschot), is er veel geprotesteerd, met na 7 jaar eindelijk resultaat. Arjan Miedema schrijft in 2014 een artikel voor deFusie ‘Boodschappen voor nu, of een goede opleiding voor later’, waarin hij beargumenteert dat het lang zo gek niet is, dat sociale leenstelsel. Een ding is zeker, Miedema kon, net als wij, niet in de toekomst kijken. 

Zijn belangrijkste argument: het afschaffen van de basisbeurs geeft de overheid ruimte om in onderwijs in de breedte te investeren. Helaas was zijn vertrouwen in de politiek groter dan terecht is gebleken. Zo is de beloofde 2 miljard die in 2026 geheel aan de verbetering van het onderwijs zijn besteedt tot op heden nergens te bekennen en is in 2020 de beloofde vaste rente van de studieschuld tóch verhoogt

Het is mooi en schrijnend tegelijk om te zien hoe Miedema opkomt voor de rationeel goede intenties van het ‘sociale’ leenstelsel. Toch viert het scepsis zege, want de protesteerders kregen gelijk. Gelukkig lijkt de politiek hierover ook eindelijk tot inkeer te komen. 

Redactie deFusie


 

Het idee achter het omzetten van basisbeurs in een studievoorschot  is simpel en goed: de basisbeurs is te duur en het geld kan veel beter worden besteed. Toch zullen studenten de komende tijd weer demonstreren vóór de beurs, nu het wetsvoorstel wordt behandeld in beide kamers. Zo ook Kyah Smaal, die onlangs een lans brak voor de basisbeurs, door te stellen dat de overheid zich met de afschaffing in de vingers snijdt. Toch moeten studenten verder kijken dan hun basisbeurs breed is en de discussie verdiepen.

43% van de jongeren gaat na de middelbare school op voor een hogere opleiding. In september 2013 begonnen zodoende 104.000 studenten aan een HBO opleiding en 44.000 studenten aan een opleiding in het WO. Als de helft van deze freshmen direct op kamers ging kostte dat ‘de overheid’ aan uitwonende beurs al 250 miljoen in het eerste jaar - de beurs voor thuiswonenden niet meegerekend. Het gaat dus om grote bedragen, geld dat beter besteed kan worden.

Want beter dan investeren in het levensonderhoud van jongeren op de korte termijn, is een investering in het levensonderhoud van jongeren op de lange termijn. Beter dan investeren in bier en boodschappen voor vandaag is investeren in een kwalitatief goede opleiding voor de spreekwoordelijke dag van morgen. Goed onderwijs loont.

Smaal legt het zelf uit: een opleiding in het hoger onderwijs levert jongeren een kans op een betere baan, met beter salaris en waarschijnlijk een langer en gezonder leven. Van links tot rechts, ook de fervente voorstanders van het studievoorschot, ze zijn het ten minste daar over eens. De hamvraag is: welke euro is in dat belangrijke onderwijs dan het best besteed? Dat is m.i. niet een euro gestopt in de generieke basisbeurs, wel een euro in de kwaliteit van het onderwijs. Het studievoorschot maakt deze verschuiving mogelijk.

De hamvraag is: welke euro is in dat belangrijke onderwijs dan het best besteed?

Natuurlijk, risico’s bij het invoeren van een studievoorschot zijn er en Smaal benoemt ze ook. Ten eerste zou de toegankelijkheid van het onderwijs onder druk kunnen komen te staan. Daarnaast zouden studenten later gebukt kunnen gaan onder een hogere schuld, die het verkrijgen van een hypotheek bemoeilijkt. En tot slot: met bovenstaande punten in het achterhoofd zou keuzegedrag van jongeren richting studies met een beter financieel vooruitzicht worden versterkt.

Wat staat in het wetsvoorstel dat Smaal niet benoemt? Om de toegankelijkheid te waarborgen wordt voor kinderen van ouders met een lager inkomen – en wel tot 48.000 euro bruto - de aanvullende beurs verhoogd tot 350 euro per maand. Voor studenten boven die norm gelden bovendien uiterst gunstige leenvoorwaarden. Zo betaal je na je studie af tot een maximum van maar 4% van je dan verworven inkomen en heeft de nieuwe lening een looptijd van 35(!) jaar. Bij voldoende draagkracht zullen de extra maandlasten daarom gemiddeld 48 euro bedragen, voor de altijd ‘uitgewoonde’ student. Risico-averse studenten in spé hoeven zich dus niet te laten ontmoedigen - een gezonde bank zal je na je studie geen hypotheek weigeren.

Het derde risico is wel reëel en dit keuzegedrag is nu al zichtbaar: talenstudies hebben het zwaar en Delft stroomt vol. Slecht nieuws, want een samenleving heeft docenten Frans en verplegers nodig, net zo hard als studenten werktuigbouwkunde. De invoering van een studievoorschot zou dit fenomeen kunnen versterken, maar ook hier zijn maatregelen te nemen. Zo zou ‘goed gedrag’, het kiezen van een talenstudie of opleiding richting onderwijs of zorg, kunnen worden beloond door bijvoorbeeld een deel van het voorschot voor die studenten om te zetten in een gift.

Mij lijkt al met al duidelijk dat 270 euro per maand verstrekken aan iedereen die studeert, van bakkerszoon tot advocatendochter, sociaal noch bevorderlijk voor de onderwijskwaliteit is. Het studievoorschot introduceert daarentegen een eerlijk en inkomensafhankelijk middel dat na de studie kan worden ingezet om een deel van de kosten te verhalen op de gelukkige gebruiker. De voordelen van het studievoorschot zouden dus ruimschoots kunnen opwegen tegen de nadelen, zij het dat het effect  afhankelijk van een juiste besteding van het vrij te komen geld. Daarover zo meer.

Waarom zijn veel studenten dan toch tegen? Volgens Smaal ligt er teveel nadruk op het te gemakkelijk gebruikte argument ‘studeren is investeren in jezelf’. Maar als een studie niet primair ‘een investering in jezelf’ is, wat is het dan wel? Smaal schrijft dat niet de student, maar de maatschappij spekkoper is na een hogere opleiding. En tegenover het economische ‘investeren in jezelf’ plaatst zij dan ook voornamelijk het al even zo economische ‘meer belastinginkomsten voor de staat’. Een vals dilemma, maar ook een waarheid als een koe: de maatschappij heeft óók baat bij veel studenten in het hoger onderwijs, net als die studenten zelf.

Als het studievoorschot echter al zou leiden tot minder studenten in het hoger onderwijs (sic), dan is dat niet enkel betreurenswaardig omdat de staat dan belastinginkomsten misloopt. Onderwijs is meer dan een kans op een hoger salaris: het is ook de fundering onder een democratie en een emanciperend middel bij uitstek. Onderwijs is te belangrijk om te worden uitgedrukt in enkel economische termen.

Onderwijs is meer dan een kans op een hoger salaris: het is ook de fundering onder een democratie en een emanciperend middel bij uitstek.

Het studievoorschot maakt geld vrij om het onderwijs te verbeteren waar dat nodig is. Van de voorschool voor kinderen met taalachterstand, tot betere docentopleidingen en kleinere werkgroepen. Om tot een optimale besteding te komen moeten studenten bovendien actief worden betrokken bij de besteding van het miljard voor hoger onderwijs, in aanvulling op het toegekende begrotingsrecht op hoofdlijnen. Wend het extra geld dus aan om het onderwijs in de breedte te versterken, moedig jongeren aan om geesteswetenschappen te blijven kiezen en betrek studenten bij de besteding. Dat is slim investeren in het levensonderhoud van jongeren op de lange termijn, in plaats van de korte termijn, maar vooral investeren in de kwaliteit van het onderwijs en de toekomst van onze democratie.

Gerelateerde artikelen
Reacties
Nog geen reacties.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Naar boven