In hun poging de lezer te helpen ‘de vluchtelingencrisis te begrijpen’ (nrc.next 17 september 2015) maken Wilmer Heck en Marc Leijendekker een lijstje met 22 vragen en antwoorden over zaken die we ‘moeten weten’. Gewaagd, zo’n reductie van een ingewikkeld geopolitiek, nationaal en regionaal vraagstuk tot simpele bullet points. Maar als een laagdrempelige presentatie het maatschappelijke bewustzijn dat nodig is voor verandering vergroot, waarom ook niet? Mits je willekeurigheden niet als noodzakelijkheden presenteert en politieke paniektermen vermijdt. Maar dat gebeurt hier niet.
De eerste vraag waarvan de auteurs doen voorkomen dat de lezer het zich afvraagt, is ‘Wat is de migrantencrisis?’, direct gevolgd door de opmerking dat de terminologie van deze kwestie omstreden is. Dat klinkt hoopvol voor wie een kritische analyse verwacht. In een poging tot correctheid kiezen ze vervolgens voor het lexicon van de United Nations Human Rights Council (UNHCR) en dopen ze ‘het probleem’ om tot vluchtelingencrisis. Maar waarom wel vasthouden aan de term ‘crisis’? Die term is evenzeer omstreden. Want het enige wat de afgelopen weken is veranderd, is de plotselinge zichtbaarheid van de vluchtenden, zeiden hoogleraren Beate Roessler (Ethiek) en Luiza Bialasiewicz (Internationale Relaties) onlangs in academisch debatcentrum Spui25 in Amsterdam. Niet het groeiende aantal mensen. We zijn niet plotseling overdonderd. Hun komst was geen verrassing.
We zijn niet plotseling overdonderd, hun komst was geen verrassing
Door te doen alsof het gaat om een crisis die om ad hoc crisismaatregelen vraagt, blijft het een refrein van de machteloze West-Europeanen die met lede ogen toe moeten zien hoe een niet te stoppen massa hen ineens overvalt, overspoelt, overstroomt. Terwijl: wanneer je geen manieren van legale migratie ontplooit, is het niet gek dat vluchtelingen illegaal de grens over moeten. En wanneer je hekken op het continent bouwt, is het niet gek dat vluchtelingen de zee nemen. Niet het feit dát er vluchtelingen komen is alarmerend, maar de terminologie van overrompeling, die het gebrek aan politieke wil en langetermijnvisie maskeert.
Weliswaar legitimeren Heck en Leijendekker hun keuze van het woord crisis vanuit de observatie dat de Europese landen niet voorbereid waren op de ontheemden. Maar benadruk dan dat het om een bestuurscrisis gaat en ontkoppel de komst van vluchtelingen van angst, paniek en risico. Benadruk dat het gebrek aan voorbereidingen meer zegt over een bereidheid om deze te treffen dan over een tekort aan tijd of middelen. Als hun doel daadwerkelijk is de lezer te helpen ‘de vluchtelingencrisis te begrijpen’, is het achterwege laten van dit soort hysterische paniektermen – crisis! – toch wel de eerste stap.
Ook bij vraag twee – ‘Wat is het verschil tussen vluchteling en migrant?’ – ontbreekt het aan een adequate analyse. De auteurs benoemen terecht het ‘grijze gebied’ tussen vluchtelingen en migranten, maar geven daarbij een misleidende uitleg. Niet hun stelling dat eenzelfde persoon zowel vluchteling als migrant kan zijn maakt de termen dubieus, maar de onhoudbaarheid van het onderscheid op zich. Onder anderen de hoogleraren Joseph Carens en Chandran Kukathas, allebei politicologen die veel geschreven hebben over migratie, leggen uit waarom.
Volgens het Vluchtelingenverdrag van Genève komen alleen mensen die worden vervolgd vanwege ras, religie, nationaliteit, of sociale of politieke lidmaatschap in aanmerking voor een vluchtelingenstatus. Maar wie valt daarbuiten? Bijvoorbeeld mensen die honger leiden of ecologische rampen ontkomen, merkt Carens op. Mensen die intern ontheemd zijn en dus binnen de eigen landsgrenzen vluchten. Mensen die anticiperen op onderdrukking die duidelijk te voorzien is maar nog niet plaatsvindt. En in veel interpretaties van de Conventie ook mensen die burgeroorlogen of lukraak geweld ontvluchten.
Een nogal nauwe en willekeurige definitie dus, die van ‘vluchteling’. Verschillende academici en organisaties hebben daarom gepoogd deze aan te passen. Maar het probleem, schrijft Kukathas in zijn stuk Are Refugees Special?, is niet de definitie, maar het streven om een onderscheid te maken op zich. Omdat we hebben bedacht een onderscheid te willen maken tussen mensen die zich over landsgrenzen mogen verplaatsen en mensen die dat niet mogen, zijn er criteria nodig. Een definitie waarmee we kunnen differentiëren tussen verschillende soorten asielzoekers. Ziedaar: vluchteling versus migrant.
Maar wat is de morele basis voor dit onderscheid? Die is er niet! Door vluchtelingen tegen migranten af te willen zetten, maken we mensen die asiel zoeken tot smekelingen die hun waardigheid moeten aantonen, vindt Kukathas. Op die manier worden humanitaire vragen vervormd tot een kwestie van politiek opportunisme. Immers, het streven om een rangorde te maken in verschillende gradaties van leed kan niet op een ethisch te verantwoorden manier worden gedaan: het is arbitrair.
Wat is de morele basis voor onderscheid tussen vluchtelingen en migranten? Die is er niet!
Door deze administratieve categorieën en politieke keuzes niet expliciet te maken, dragen Heck en Leijendekker ook hier niet bij aan voortschrijdend inzicht. Natuurlijk kunnen niet in elk journalistiek stuk over vluchtelingen de aannames achter de gebruikte termen worden bevraagd. Maar het stellen van de conceptuele vraag ‘Wat is het verschil tussen vluchteling en migrant?’ vereist wel degelijk een antwoord in die richting.
Weinig kritische vragen en antwoorden dus, die door een noodvocabulaire te herhalen en onhoudbare beleidscategorieën over te nemen welingelicht engagement in de weg staan.