Technologische ontwikkelingen in de natuurkunde, scheikunde en materiaalwetenschappen hebben er toe geleid dat we in staat zijn om technologische materialen en objecten op nanoschaal, een miljardste meter, te manipuleren. Parallel aan deze technologische ontwikkelingen zijn er onderzoeken en discussies gestart om de juridische, ethische en sociale gevolgen van nanotechnologie in kaart te brengen. De hamvraag is: als we het over nanotechnologie hebben, waar hebben we het dan eigenlijk over?
Deeltjes van nanogrootte, typisch tussen de 10 en 100 nanometer, gedragen zich anders dan grotere versies van dezelfde materialen. Nanodeeltjes hebben veelal een hogere reactiviteit dan grotere deeltjes, een grotere oppervlakte-inhoudratio, of andere kleuren. Een voorbeeld is titaniumdioxide, een veelgebruikte witmaker in verf en cosmetica. De nanoversie van deze stof, nano-titaniumdioxide, is doorzichtig in plaats van wit, maar houdt nog steeds UV-licht tegen. Hierdoor is het een populair ingrediënt in doorzichtige zonnebrandcrème. Tevens kunnen nanodeeltjes zich door hun grootte makkelijker verspreiden door ons lichaam en in het milieu (ter illustratie; een virus is rond de 100 nanometer). Door de nieuwe eigenschappen en grootte van nanodeeltjes gaan nanotechnologische ontwikkeling gepaard met onzekerheid en zorgen over de risico’s van nanodeeltjes voor mens en milieu. Het bekendste voorbeeld hiervan zijn koolstofnanobuisjes, waarvan de microscopische vorm sterk lijkt op asbestvezels. Tot op de dag vandaag is er geen wetenschappelijk consensus of koolstofnanobuisjes asbestachtige effecten hebben in het menselijk lichaam, terwijl koolstofnanobuisjes wel gebruikt worden in onder andere sportartikelen en verf.
Nanotechnologie is een containerbegrip dat ons, buiten een verwijzing naar schaal, weinig vertelt over de technologie zelf
Concrete toepassingen van nanotechnologie zijn zeer divers. Denk aan de verkleining van microchips of sensors in je telefoon. De elektronische circuits worden door middel van nanotechnologie steeds kleiner wat tot capaciteitsverbetering van elektronica leidt. Nanocarriers zijn kleine bolletjes gemaakt van nanomaterialen die gemakkelijk door bepaalde weefsels in het lichaam worden opgenomen. Wanneer je een medicijn in zo’n bolletje stopt, komt het makkelijker op de juiste plek in het lichaam aan. Een ander toepassingsgebied van nanotechnologie is de grond- en watersanering. Door de grote oppervlakte-inhoudratio van nanodeeltjes wordt verwacht dat nanodeeltjes effectief zijn in het opnemen van chemicaliën. Wanneer we over nanotechnologie spreken hebben we het dus over een verzameling van heel verschillende toepassingen. Nanotechnologie is een containerbegrip dat ons, buiten een verwijzing naar schaal, weinig vertelt over de technologie zelf.
Het is geen probleem dat nanotechnologie een containerbegrip is, maar we moeten beseffen dat dit containerbegrip wordt gebruikt in het sturen van politieke en ethische discussies. Op Europees niveau is er al jaren gesteggel over de juridische definitie van nanodeeltjes. Momenteel probeert men deze definitie te harmoniseren in Europa: enerzijds om duidelijkheid te hebben waarover men spreekt, maar ook om regelgeving op elkaar te kunnen afstemmen. Aangezien deze definitie gebruikt wordt om nanospecifieke regulering op te zetten in Europa, hebben bedrijven er belang bij om de definitie van nanodeeltjes zo nauw mogelijk te houden. Discussies over het belang van grootte en het includeren van bestaande nanodeeltjes zijn het gevolg. Een concreet gevolg van zo’n definitie is de labelling van nanodeeltjes in cosmetica die cosmeticafabrikanten sinds 2013 op hun verpakkingen moeten aanbrengen. Het idee hierachter is dat consumenten zo een weloverwogen keuze kunnen maken of zij aan nanodeeltjes willen worden blootgesteld. Hoewel het label in dit geval niets zegt over veiligheid van het product, lijkt deze labelling toch een status aparte voor nano-producten te creëren.
Het containerbegrip ‘nanotechnologie’ lijkt een specifieke ethische discussie in de weg te staan
Buiten het bedrijfsleven zijn er ook onderzoekers die een belang hebben bij het bestaan van dit containerbegrip, het helpt hen namelijk om financiering te genereren. Zowel op Nederlands en Europees niveau is er de afgelopen jaren geïnvesteerd in nanotechnologische ontwikkeling, respectievelijk 250 miljoen voor het Nederlandse NanoNextNL onderzoeksprogramma, en 50,5 miljard tussen 2007 en 2013 door de Europese commissie. Dit geld is niet alleen bestemd voor natuurwetenschappers: het tijdschrift ‘Nanoethics’, verscheidene filosofische en sociaalwetenschappelijke onderzoeksgroepen en mijn PhD-project zijn in het leven geroepen om de risico’s en ethische aspecten van dit technologische veld te onderzoeken. De relevantie van dit soort onderzoek rust voor een groot deel op het bestaan van deze technologische categorie.
Er kan alleen een eerlijke discussie over nanotechnologie plaatsvinden als duidelijk is wat nanotechnologie als containerbegrip doet. Buiten dat dit begrip financiering genereert en daarmee nieuwe technologische mogelijkheden creëert, bakent het ook een ethisch probleem af en stuurt regulering. Dit betekent dat niet alleen de technologie zelf, maar ook de manier waarop ze gedefinieerd en afgebakend wordt onder de loep moet worden genomen. Het is belangrijk om te onderzoeken welke belangen een rol spelen bij categorisering. Wie zitten er aan tafel bij onderhandelingen over definities, wie is dominant? Is het als samenleving bijvoorbeeld wenselijk dat het bedrijfsleven een stem heeft in definities die hun eigen gedrag reguleren? Of zijn de categorieën die gebruikt worden misschien niet passend, waardoor onterecht veilige materialen ter discussies gesteld worden, terwijl producenten van gevaarlijke materialen hun verantwoordelijkheid kunnen ontlopen? Het containerbegrip ‘nanotechnologie’ lijkt daarmee een specifieke ethische discussie in de weg te staan, omdat het een discussie in algemeenheden over de aard van technologie uitlokt in plaats van specifieke toepassingen te bevragen.