De blikken vlinder

Hij heeft het niet koud maar hij trilt wel. Kenneth laat de rilling door zijn kaken heen gaan, zijn schouders komen daarna, dan trillen zijn buik en zijn bovenbenen. Onbewust spant hij zijn lichaam aan tot het voorbij is. En als het voorbij is, of zo goed als voorbij, haalt hij diep adem en slaakt een lange zucht. Hij blaast door tot zijn longen zo leeg zijn als mogelijk. Echt leeg. Hij haalt nog eens diep adem en opent zijn ogen weer. De keuken is rood van de schemering. Voor hem staat een groot glas water op het aanrecht.

Hij is met iets anders bezig; iemand anders

Kenneth trekt de koelkast open om een flesje bier uit de deur te pikken. Hij haakt de dop aan het aanrecht – dat doet hij anders nooit, bedenkt hij zich nog. Met een knars en een doffe plop komt de dop los. De omgebogen, blikken vlinder ontglipt zijn palm en valt bijna geruisloos op de vloer. Kenneth zet de fles weer op het aanrecht en ziet dat de kunststoffen toplaag een beetje is beschadigd. Hij gaat een paar keer met zijn hand over de kleine tandafdrukken heen. Hij voelt met zijn duim, voelt of hij ze kan voelen. Amper. Vreemd – het was alsof hij het moment om in te grijpen, om de dop er niet zo af te slaan, aan zich voorbij liet gaan. Alsof hij het liet gebeuren.
De gedachte is te klein, te licht. Smeult en dooft. Kenneth pakt het glas en de fles van het aanrecht. Hij is met iets anders bezig; iemand anders.
Ze zit, met haar benen over de rand, in de vensterbank van het grootste, nu open raam van de woonkamer. Er is nog ruimte voor iemand naast haar, voor nog wel iemand daar weer dicht tegenaan, als het moet. Het laatste zomeravondlicht. De bussen, beneden, rijden dreunend en ruisend af en aan. Er kruipt weer spanning in Kenneths schouders, een onrust, onwillekeurig. Salma heeft hem gehoord. Ze draait zich half om en zegt dat ze wat frisse lucht nodig had. Kenneth zet het glas water ergens op de vensterbank waar ze er bij kan, Alle frisse lucht? Salma bedankt hem en lacht niet. Een vinger duwt wat van haar dikke, korte haar achter een oor.
De bussen klinken niet als de branding. Maar ze maken samen – de een remt af, de ander trekt op, het geruis van weer een ander wordt steeds zachter – samen maken ze wel het soort geluid om bij af te dwalen. Salma neemt een slok van haar water. Kenneth van zijn bier.

Er is nog ruimte voor iemand naast haar, voor nog wel iemand daar weer dicht tegenaan

Ze stonden vanmiddag allebei in de rij voor koffie, bij die off-brand zaak op de begane grond van hun kantoorgebouw. Zij keek om en zag dat hij naar haar keek. Ze liet de mensen tussen hen voorgaan en vroeg hoe het ging, natuurlijk. Hij zei iets over een financiering die hij rond probeerde te krijgen en vervolgens zei zij, zoals ze dat inmiddels gewoon was te doen, dat ze vanavond langskwam. Kenneth vroeg niet of hij voor haar zou koken. Hij had haar een of twee keer gevraagd, als ze langskwam, of ze ook mee wilde eten. Zij had een of twee keer alleen maar nee gezegd. Ze rekenden na elkaar af, zij kreeg haar bestelling, daarna hij, en ze liepen door naar de liften. Ze zeiden niets op weg naar boven. Salma stapte uit bij haar verdieping. Tot vanavond. Tot dan.
Kenneth weet niet waar ze woont. Ze had hem, de eerste keer, gevraagd zijn adres in haar telefoon te zetten. Of hij een keer bij haar langs kon komen? Nee. Soms belde ze aan en was hij nog aan het eten. Soms twijfelde hij of ze nog wel langs kwam en ging de bel rond tien uur. Al snel drukte hij de deur van de flat meteen open, met die knop op de intercom, en zette hij de deur van het appartement ook alvast op een kier. Als hij dan vlug in de keuken nog wat van zijn avondeten at, hoorde hij Salma pas als ze zijn voordeur achter zich dichtdeed. Dan keek hij op en zag haar staan in de donkere hal. In een spijkerbroek. Haar heupen vallen hem altijd op in die spijkerbroeken, hoe ze uitmonden in haar fietsbenen.
Soms vroeg ze hem dan om bij haar te komen en legde ze zijn handen op haar lichaam. Soms vroeg ze hem om een sigaret of een glas wijn. Dan zocht hij in de keukenla naar zijn pakje of schonk twee glazen in; zij liep door naar de woonkamer. Elke avond praatten ze wat, nooit veel. Soms vraagt hij iets waar ze simpelweg geen antwoord op gaf. Er was de keer dat hij het over zijn ouders had. Ze lagen in zijn bed. Hij vertelde dat zijn bejaarde vader een bootje vouwt van het briefgeld dat hij als fooi zal achterlaten, elke keer, met zijn stroeve vingers. Hij deed voor hoe langzaam dat ging, met een onzichtbaar vijfje, en zij lachte erom. Lachte ze hem uit, een beetje? Misschien vertederde het haar. Toen vroeg hij of zij dan trots was op haar ouders. Ze viel stil. Even later kroop ze onder de deken vandaan en liep de slaapkamer uit. Weer later werd het toilet doorgetrokken. De keer dat hij vroeg of ze zich ook doodverveelde op kantoor verliep ongeveer hetzelfde.
Laatst liet hij vallen dat hij zijn zus weinig sprak. Toen vroeg zij waarom. Ze lag met haar hoofd op zijn borst, op haar zwarte haar. Hij keek recht in haar donkere kruin en had niet meteen geantwoord. Hij vroeg zich af waarom hij het had gezegd, dat over zijn zus, als hij er nu niets voor voelde om er verder over uit te weiden. En waar ging dat dan weer over? Streepte hij hun ontboezemingen tegen elkaar weg en liep Salma achter? Ze keek op, door wat haar heen.

Haar heupen vallen hem altijd op in die spijkerbroeken, hoe ze uitmonden in haar fietsbenen

Haal je ook bier voor mij? Salma zet haar lege glas weer in de vensterbank. Ze wiegt met haar voeten zachtjes heen en weer boven de bussen, En neem je er zelf ook nog een? Kenneth schudt het bodempje in zijn fles wakker en gooit het achterover. Salma blijft hem vragend aankijken. Hij smakt een keer, Ja en ja.
Salma draait weer terug naar buiten en glijdt weg, onderuit, gilt. Kenneth gooit een arm om haar heen, om haar nek en trekt haar terug naar binnen met een blinde kracht. Salma valt hard op de vloer, haar hoofd stuitert een keer. Ze lijkt ineen te krimpen. Krampachtig rolt ze zich op een zij, tastend naar een plek op haar rug en dan maakt eindelijk een geluid. Ze kreunt, snikkend, en wrijft langs haar zij. Kenneth knielt. Hij heeft geen flesje meer in zijn handen. Hij legt ze beide op Salma. Ze viel bijna te pletter. Hij aait haar arm, haar been, hij kneedt haar, aait haar nek en knijpt erin terwijl hij blijft herhalen dat het goed is, dat ze hier is, dat het goed is. Salma ademt scherp in en schokt, piept – ze jankt een beetje. Kenneth probeert haar hand vast te pakken. Het is een pols maar Salma pakt zijn pols ook beet. Het is goed, het is oké.
Wat is er gebeurd? Wat ging er mis? En waarom? De vragen dwarrelen als brandende vloei door zijn hoofd. Als as. Kort.
Kenneth buigt voorover en slaat zijn armen zo goed als dat gaat om haar heen. Salma schokt nog met elke snik, maar elke schok is zwakker. Kenneth aait haar rug. Dat gaat beter. Ja. Uit de dingen die er door hem heen gaan, de dingen om te zeggen, kiest hij het lichtste. Wil ze dat biertje nog? Er komt een soort rochelend proestje uit Salma, en ze stompt Kenneth op zijn rug. Kenneth snuift, bij wijze van lachen. Hij vraagt of hij haar overeind moet helpen. Het duurt even voordat ze iets terugzegt. Ja, zegt ze. Zonder te stoppen haar te omhelzen helpt hij haar omhoog, tot ze zit.

De vragen dwarrelen als brandende vloei door zijn hoofd

Ze komen weer los van elkaar, maar Kenneth neemt haar gezicht in zijn handen. Hij vraagt of ze ergens erge pijn heeft. Nee. Pijn. Gewoon pijn. Er lopen weer tranen in Salma’s ogen en ze perst haar lippen dun en wit. Kenneth voelt hoe hij een vraag probeert te stellen met zijn ogen, met hoe hij kijkt. Hij verplaatst zijn handen naar haar schouders. Salma wendt haar blik af. Er druppen tranen, een voor een nu, steeds als ze knippert. Ze brengt een arm omhoog en drukt haar mouw tegen haar ogen, drukt haar ogen in de mouw. Ze haalt haar neus op en ademt trillend in. Haar gezicht komt weer tevoorschijn. Haar rode ogen. Weer kijkt ze weg. Onder zijn handen voelt Kenneth haar warm en zachtjes beven, als een motortje. Een traan trekt een spoor over haar wang.
In die wang verschijnt een kuiltje. Ze glimlacht, met dichtgeknepen ogen. De tranen glijden langs de randjes van haar lippen naar haar kin. En in Kenneth trekt zich iets samen, krampachtig, als een vuist. Ze doet haar ogen weer open en kijkt hem aan. Ze knippert een keer en fronst, Tot zover dan mijn eerste poging, zullen we maar zeggen. Ze lacht. Stil wel, alsof alleen haar lichaam er de bewegingen voor maakt. Dan slikt ze; ze ziet het. Dat hij niet weet wat hij in dat lachende gezicht moet zien. Hij bijt zijn kaken op elkaar tegen de rilling. Het trillen. Kom op.

Het is goed, het is oké

Kenneth maakt een lach met zijn mondhoeken, Niet grappig, Salma. Dan trekt hij haar lichaam hard tegen zich aan. Legt zijn hoofd tegen het hare. Houdt zijn adem in. Even rust het, dat lichaam. Dan voelt hij de eerste ruk. En weer; nog een ruwe snik. Hij voelt haar armen die zich om zijn lichaam heen slaan. Ze omhelst het stevig. En hij het hare, hij omhelst het zo stevig mogelijk. Het maakt niet uit hoe.

Meer Verhalen
Gerelateerde artikelen
Reacties
Nog geen reacties.

Reacties zijn gesloten.

Naar boven