Wikimedia commons / Jeffrey M Dean

De dogma’s van orthodox atheïsme

De geschiedenis wordt geschreven door de overwinnaars. Nu het conflict tussen wetenschap en religie zo’n 300 jaar heeft geraasd en de wetenschap aan de winnende hand is, wordt de geschiedenis van dit conflict dan ook geschreven als de triomfantelijke opmars van de wetenschap tegenover religieus bijgeloof, obscurantisme en dogmatiek. Niet geheel ten onrechte: zelfs in de 21e eeuw zijn er religieuze groeperingen die weigeren de evolutietheorie op scholen te onderwijzen en die volhouden dat de aarde het middelpunt van het heelal is. Maar het beeld van een heroïsche wetenschap die de draken en monsters van de Kerk één voor één verslaat leunt zelf op een aantal ideeën over de geschiedenis die bijna naïef bijgeloof te noemen is.

In de Griekse oudheid is al keurig bewezen dat de wereld rond is.

Het meest dramatische voorbeeld is de mythe dat de middeleeuwers onder invloed van katholieke dogma’s geloofden dat de wereld plat was. In werkelijkheid is al in de Griekse oudheid keurig bewezen dat de wereld rond is, en heeft in de tweeduizend jaar daarna vrijwel niemand hieraan getwijfeld. Het idee dat de wereld in de Middeleeuwen als plat gezien werd komt voort uit een 19e-eeuwse fictie: in een biografie van Columbus uit 1828 maakt Washington Irving de ontdekkingsreiziger extra heldhaftig door zijn reis voor te stellen als experiment om de hypothese dat de wereld rond is te toetsen. Columbus zou als eerste sinds de Grieken hebben durven twijfelen aan het ‘katholieke dogma’ van een platte aarde, en zo de mens van obscurantisme hebben bevrijd.

De mythe dat in een duistere periode de aarde als plat werd gezien is gretig, maar weinig kritisch, overgenomen door antireligieuze polemisten. Misschien wel het hoogtepunt is de “Flammarion gravure”, een weergave van een platte wereld in de 16eeeuwse stijl van Holbein die vaak is aangehaald als bewijs dat men in de Renaissance de wereld nog als plat zag. In feite is de gravure pas in de negentiende eeuw gemaakt, waarschijnlijk onder invloed van Irvings boek over Columbus.

Hoewel het al lang duidelijk is dat de aarde nooit voor plat is aangezien, blijft de mythe hardnekkig voortbestaan; nog tot in de 20e eeuw namen schoolboeken het verhaal keurig over, en tot op de dag van vandaag blijft de misvatting leven.

De wetenschappelijk-atheïstische geschiedschrijving heeft ook zijn martelaren uitgevonden. Giordano Bruno stierf in 1600 als ketter op de brandstapel in Rome na een zeven jaar durend proces van de Roomse Inquisitie. Bruno was een van de eerste aanhangers van het copernicaanse wereldbeeld, en in de eeuwen die volgden zijn deze kosmologie en zijn verbranding vaak in verband gebracht. Niemand minder dan Hegel heeft Bruno geprezen om zijn dappere verwerping van de katholieke autoriteit en zijn verdediging van de waarheid. Na de eenwording van Italië heeft een internationaal gezelschap van atheïstische intellectuelen op de plaats van zijn brandstapel een standbeeld van hem opgezet, tot op de dag van vandaag een bedevaartsoord voor antiklerikale pelgrims.

Wat hierbij wordt vergeten, is dat het Copernicanisme geen enkele rol speelde in het proces tegen Bruno. De aanklacht van de inquisitie ging over zijn hermetische ideeën – denk aan magie en reïncarnatie – en zijn uiteindelijke veroordeling heeft hij meer te danken aan zijn vurige koppigheid dan aan zijn filosofische theorieën.

Al deze voorbeelden komen uit de 19e eeuw, maar we zijn er in de 21e eeuw nog niet veel beter aan toe. Mensen worden nog steeds door een atheïstische verlichtingsinquisitie ten onrechte tot heiligen of ketters verklaard op basis van hun houding tegenover de aanvaarde wetenschappelijke dogma’s.

Toen Thomas Nagel in september 2012 het boek Mind and Cosmos publiceerde, barstte er een enorme controverse los. Nagel, gerenommeerd specialist in ethiek en epistemologie, zet in het boek vraagtekens bij de reductionistische aannames van veel moderne evolutiebiologen, bijvoorbeeld bij het idee dat de natuur zonder enige doelmatigheid werkt. De biologen in kwestie reageerden niet door Nagels argumenten te weerleggen, maar door hem ervan te beschuldigden dat hij religieus creationisme aan zou hangen. In het hele boek is niet één verwijzing naar creationisme of intelligent design te vinden, Nagel is naar eigen zeggen een overtuigd atheïst. Enkel omdat hij inging tegen de Darwinistische orthodoxie werd hij verketterd.

Richard Dawkins, de paus van het orthodox atheïsme, wordt door zijn voorstanders geprezen om zijn nuchtere wetenschappelijke houding. Afgelopen augustus kwam hij onder vuur te liggen nadat hij op Twitter had opgemerkt: 'All the world's Muslims have fewer Nobel Prizes than Trinity College, Cambridge. They did great things in the Middle Ages, though.' Na een storm van kritiek plaatste Dawkins op zijn website een reactie, waarin hij zich vooral beriep op zijn objectiviteit: 'How can the assertion of an undeniable fact be bigotry? Do you deny the fact that Trinity College has produced more Nobel prize-winners than all the billions of Muslims?'

De echte wetenschappelijke geest is een geest van bescheiden twijfel.

Wat dit appèl op (wetenschappelijke) objectiviteit verhult is dat deze cijfers eerder politieke dan religieuze redenen hebben. De kleine invloed van moslims in de wetenschap is veel meer te wijten aan koloniale onderwerping en politieke instabiliteit in de ‘islamitische wereld’ dan aan de Islam zelf. Dawkins’ schijnbaar neutrale interpretatie van objectieve gegevens verraadt de aanname dat religie de grootste en enige vijand van wetenschappelijke ontwikkeling is.

Het zelfbeeld van atheïstische wetenschappers lijdt dus aan de dogmatiek die deze wetenschappers religie voor de voeten werpen. Maar dat betekent niet dat we in de strijd tussen wetenschap en religie toch de kant moeten kiezen van religie. Wat het betekent is dat we de geest van de wetenschappelijke revolutie en de Verlichting nog niet genoeg hebben omarmd.

Ik geloof absoluut dat de wetenschappelijke geest in staat is tot grootse dingen; misschien zelfs – ooit – tot het vinden van zoiets als waarheid. Maar de wetenschappelijke geest loopt alleen maar schade op door een catechismus van Darwinistische leerstellingen, een hemel vol Nobelprijsheiligen en een hel waarin creationisten eeuwig branden. De echte wetenschappelijke geest is geen toornige geest. Het is een geest van bescheiden twijfel, van meedogenloze nauwkeurigheid en vooral van een onstilbare nieuwsgierigheid.

Gerelateerde artikelen
Reacties
1 Reactie
  • Interessant betoog, Rik. Met de wetenschappelijke geschiedschrijving die je voor ogen hebt, die zich via de rationele, wetenschappelijke geest zou moeten proberen te verhouden tot de objectieve waarheid lijk je iets Platoons en Hegeliaans te willen herintroduceren in de hedendaagse geschiedschrijving. Aan de hand van Benjamins en Foucaults standpunten ten aanzien van geschiedenis zou ik echter graag enkele bezwaren en een mogelijk alternatief aan willen voeren.
    In de eerste zin stel je dat de geschiedenis door overwinnaars wordt geschreven. Is dat zo? Was Karl Marx ook een overwinnaar? Maar nog belangrijker: waarom zou het zo moeten zijn? En wat maakt een overwinnaar tot een overwinnaar? Wanneer en op wie overwint hij? Als ik je goed heb begrepen, wint volgens jou de wetenschappelijke geest op het moment dat het de dogmatici, oftewel diegenen die het orthodox atheïsme aanhangen, de mond snoert. Maar is die geschiedschrijver die absoluut gelooft in de vooruitgang van de wetenschappelijke geest zelf ook niet dogmatisch? Als de geschiedschrijver dan toch werkelijk een bescheiden twijfel zou hebben, zou hij dan in plaats van zijn eigen positie dogmatisch te verdedigen niet alleen zijn eigen positie, maar ook die van élke ‘overwinnaar’ moeten bekritiseren?
    Mocht je daarmee in kunnen komen, moeten we dan nog wel naar waarheid streven? Immers, is waarheid niet een ‘fout’ in de geschiedenis die wordt aangehouden door de overwinnaars, enkel om anderen te onderdrukken? Krijgen we daarmee niet enkel iets te zien van de wetenschappelijke-geest-in-wording, die enkel de goede, ‘meest dramatische’ gebeurtenissen aanhaalt met het oog op objectieve kennis of de absolute waarheid? Doen we daarmee niet tekort aan een veelheid aan perspectieven op zowel geschiedschrijving als gebeurtenissen (die ook door de geschiedschrijving worden gekleurd), en aan anderen, wiens stemmen zo worden verstomd? Als alternatief zou de geschiedschrijver zich kunnen bezigen, niet met de zoektocht naar een definitieve eenheid, maar met het historische ontstaansproces van zaken als waarheid en vormen van moraal, wetenschap en religie, en daarin alsnog recht kunnen doen aan andere interpretaties. In dit licht kun je je ook afvragen: is er wel één groot conflict tussen wetenschap en religie? Doen we daarmee niet tekort aan de vele, lokale krachten die er in werkelijkheid zijn?

    Zou het niet beter zijn om de uit rationaliteit voortkomende, zo-perfect-mogelijke nauwkeurigheid (waar achter een ascetische wil tot objectiviteit en ‘vooruitgang voor de gehele mensheid’ een onderdrukking van anderen schuilt) en de schijnbare twijfel die het eerstgenoemde verkapt naast ons neer te leggen? Immers, staan deze zaken de nieuwsgierige historische blik die openstaat voor verschillende interpretaties niet in de weg? 

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Naar boven