Bij ‘moderne slavernij’ moeten de veel mensen denken aan sweatshops in Azië, of cacaoplantages in Afrika. Toch kent ook de Westerse wereld vergelijkbare praktijken. In de Verenigde Staten is de slavenmarkt van weleer in een modern jasje teruggekeerd, dankzij de miljardenindustrie van dwangarbeid in private gevangenissen. Deze zomer voerden gevangenen daarom drie weken lang actie. De protesten en de onrechtvaardigheden die hun aanleiding waren verdienen onze aandacht.
Het gevangenissysteem in de Verenigde Staten kan met recht een ‘industrie’ worden genoemd, omdat de Amerikaanse gevangenissen geen deel uitmaken van een overheidsinstantie, maar winstgevend eigendom zijn van private investeerders. Dwangarbeid is naast overheidscontracten een hoeksteen van dat systeem. Daarbij horen plantages, fabrieken, werkplaatsen en zelfs hier en daar nog de ouderwetse en iconische chain gangs. Vaak vindt het werk plaats op het gevangenisterrein zelf, maar het is niet zeldzaam om buiten de gevangenismuren aan het werk te worden gezet. Wanneer gevangenen überhaupt betaald krijgen levert het werk hen gemiddeld 20 dollarcent per uur op.
Een buitenproportioneel deel van de dwangarbeiders bestaat uit zwarte Amerikanen. De reden is niet dat zwarte Amerikanen vaker crimineel zijn, maar vooral dat ze vaker worden opgepakt en veroordeeld voor zaken waar anderen mee wegkomen. Ook blijkt uit onderzoek dat ze vaak langere straffen opgelegd krijgen voor dezelfde overtredingen dan bijvoorbeeld blanke Amerikanen. Het is dus niet voor niets dat het gevangenissysteem door sommigen als een moderne vorm van de oude koloniale slavernij wordt gezien.
Onder president Trump hebben bedrijven als Corecivic op nieuwe fronten hun zin gekregen.
Een van de meest schrijnende aspecten van de dwangarbeid is het feit dat bedrijven de gevangenen kunnen inhuren als goedkope arbeidskrachten. De meeste multinationals en andere grote bedrijven maken zich daar schuldig aan. Usual suspects als Shell en Unilever zijn bijna als vanzelfsprekend van de partij, en ook het Duitse chemieconcern Bayer maakt veel gebruik van deze moderne slavenarbeid. Bayer is bekend van het feit dat ze ooit nog het beruchte Cyklon-B gas produceerden voor Hitlers gaskamers. Vanwege deze praktijken kunnen we spreken van een heuse slavenmarkt, waar bedrijven goedkope werkkrachten inhuren voor simpel productiewerk.
Bovenstaande situatie is niet zomaar tot stand gekomen. Als onderdeel van president Reagans privatiseringen in de jaren tachtig kwamen gevangenissen al deels in private handen. Wat voor pleitbezorgers van de vrije markt een voorbeeld was van gezond ondernemerschap werd een miljardenindustrie waar winst wordt gemaakt ten koste van mensen. Dat was mogelijk door handig gebruik te maken van een uitzondering in de Amerikaanse grondwet. Volgens het 13e amendement is slavernij verboden, maar is ‘onvrijwillige arbeid’ als onderdeel van een straf toegestaan.
Een van de grootste conglomeraten van private gevangenissen is Corecivic. Dat bedrijf heeft de afgelopen jaren miljoenen gestoken in hun lobby voor zwaardere en langere gevangenisstraffen voor relatief onschuldige overtredingen. Dankzij de lange gevangenisstraffen die Amerikaanse rechters toekennen zitten er in verhouding nergens meer mensen in de gevangenis dan in de VS. Het aantal gevangenen per hoofd van de bevolking is in de afgelopen decennia verdrievoudigd. De VS huisvest een kleine 5% van de wereldbevolking, maar meer dan 20% van de gevangenen.
Onder president Trump hebben bedrijven als Corecivic op nieuwe fronten hun zin gekregen. Maatregelen die gratie voor kleine overtredingen zoals softdrugsbezit mogelijk maakten zijn bijvoorbeeld teruggedraaid. Initiatieven om de private overheersing van het gevangeniswezen terug te dringen zijn ook in de ijskast gezet. Wanneer winst een beslissende rol speelt mag het geen verrassing heten dat de leefomstandigheden van gevangenen veel te wensen overlaat.
‘Attica’ is nog altijd een symbool voor de gevangenisbeweging in de Verenigde Staten
Reden genoeg om in opstand te komen, zou je zeggen. Dit jaar organiseerden gevangenen daarom een actieperiode van 21 augustus tot en met 9 september. Omdat gevangenen op verschillende locaties moeilijk kunnen coördineren was er gekozen voor een periode van enkele weken, zodat men overal de kans kreeg actie te voeren. De staking kende verschillende soorten acties. Op veel plekken gingen gevangenen in hongerstaking. Anderen legden simpelweg het werk neer, of boycotten de peperdure gevangeniswinkels waar gevangenen internettegoed en andere ‘luxes’ kunnen aanschaffen. Buiten de gevangenissen vonden hier en daar lawaaiprotesten plaats, met deelnemers van divers politiek pluimage. Gevangenenorganisaties verwachten niet dat hun eisen worden ingewilligd, maar hopen hun situatie voor het voetlicht van de politiek te brengen.
Ondanks de verrassend strakke organisatie is het moeilijk om een volledig overzicht te krijgen van de stakingsacties. Dat komt doordat gevangenen niet centraal kunnen overleggen of communiceren met de buitenwereld. Bovendien hadden gevangenissen de censuur tijdens de actieweken opgeschroefd, zo meldde het IWOC, dat de gevangenen probeert te vertegenwoordigen. Nu de staking officieel voorbij is, is er daarom nog steeds geen compleet beeld, maar mondjesmaat komen berichten binnen over hongerstakingen en andere manifestaties door de hele Verenigde Staten.
“We are men! We are not beasts and we do not intend to be beaten or driven as such”
De verbeteringen waar actievoerders om wilden vragen zijn samengevat in een lijst van tien concrete eisen. Centraal staat natuurlijk het einde van de onbetaalde dwangarbeid. Verder willen gevangenen een verbetering van hun leefomstandigheden, en ook eisen ze een einde aan concrete vormen van institutioneel racisme. In sommige zuidelijke staten wordt zwarte Amerikanen bijvoorbeeld voorwaardelijke vrijlating ontzegd wanneer het slachtoffer van hun misdaad een blanke was. Vanwege de aard van de straffen is de huidige situatie voor veel gevangenen uitzichtloos. Velen van hen zijn, in hun eigen woorden, veroordeeld tot death by incarceration, ‘dood door opsluiting’. Er zijn geen mogelijkheden om hun leven te beteren of een vervroegde vrijlating te verdienen. Daar wilden de actievoerders een einde aan zien.
De data van de actieweken zijn niet per toeval gekozen. 21 augustus 1971 is de dag dat de zwarte Marxistische activist George Jackson werd vermoord in de Californische San Quentin-gevangenis. 9 september is misschien nog gewichtiger: op die datum brak in hetzelfde jaar een beroemde gevangenisopstand uit in Attica, New York. Honderden rellende gevangen namen de gevangenis enkele dagen over om een verbetering van de verschrikkelijke leefomstandigheden aldaar te eisen. Mede dankzij de gewelddadige reactie van de Amerikaanse autoriteiten vonden tientallen gevangenen en bewakers de dood.
Ondanks pogingen om de opstand in de doofpot te stoppen werden enkele eisen uiteindelijk ingewilligd. Daarmee is ‘Attica’ nog altijd een symbool voor de gevangenisbeweging in de Verenigde Staten. Een toespraak van onderhandelaar Elliot Barkley wordt nog vaak geciteerd: “We are men! We are not beasts and we do not intend to be beaten or driven as such”. De wil om erkenning van hun menselijkheid was een belangrijke drijfveer voor de gevangenen in Attica, en is dat voor de actievoerders van vandaag nog steeds.
Wanneer we denken aan moderne slavernij moeten we dus verder kijken dan de Libische slavenmarkten, de projecten van Tony Chocolonely en de sweatshops van H&M. In de Verenigde Staten van Amerika is ze nog springlevend, en veel grote Westerse bedrijven zijn medeplichtig. Gevangenen zitten vaak met een reden in de gevangenis. Maar als er geen vooruitzicht is op een tweede kans, als ze geen mogelijkheid krijgen om hun leven te beteren, dan levert het gevangenissysteem de Amerikaanse samenleving niets op. Het vult dan alleen de zakken van een kleine groep investeerders.