De figuurlijke middelvinger die Frankrijk vorige week opstak naar het wereldwijde moslimfundamentalisme was van een ongekende kracht en formaat. Sinds het vertrek van de Nazi’s in 1944 gingen er in Parijs niet zoveel mensen de straat op om de door moslimextremisten gedode Fransen te eren als de zondag na de aanslagen. De miljoenen die in Parijs, Marseille, Bordeaux en andere steden luidkeels ‘not afraid’ riepen, bewezen eens te meer dat vrijheid, gelijkheid en broederschap luider klinken dan Kalasjnikovs. In de naoorlogse Europese geschiedenis zijn er genoeg voorbeelden geweest van samenlevingen die zich wél lieten bang maken door geweren. Tsjechoslowakije, Polen en Hongarije waren voorbeelden uit het voormalige Oostblok waar journalisten, intellectuelen en satirici ondergronds gingen uit angst voor terreur aangestuurd vanuit Moskou. We moeten er in het Westen altijd voor blijven waken nooit hun pad te volgen, ook niet als de terreur voortgaat.
Al duizenden jaren weten satirici ons te laten lachen (of huilen) met hun bespottingen van manke, hebberige of ijdele heersers. Maar zoals de Argentijnse cartoonist Bernardo Erlich het op de dag van de Charlie Hebdo-aanslag mooi verwoordde: ‘De wereld is zichzelf zo serieus gaan nemen dat humor een gevaarlijk beroep is geworden’. Cultuurkritiek - en daarmee satire - ligt onder vuur. De zorgvuldig geplande Charlie Hebdo-beschieting kan vergeleken worden met het systematisch monddood maken van de intelligentsia in het Oostblok in de jaren veertig, door de door Stalin geleidde Sovjet Unie. Zowel de Sovjet Unie toen als de terroristen nu wilden een cultuur van angst zaaien teneinde de publieke opinie te kunnen beheersen zonder er al te veel voor te hoeven doen.
Angst kan dodelijk zijn voor een vrije democratie
In het aangrijpende boek ‘Under a Cruel Star, A Life In Prague 1941 – 1968’ van de Tsjechische schrijfster Heda Margolius Kovaly wordt in detail beschreven hoe dodelijk angst kan zijn voor een vrije democratie. Kovaly beschrijft in haar boek hoe een relatief kleine groep geheim agenten uit de Sovjet Unie het politieke en intellectuele milieu in Tsjechoslowakije bijzonder effectief wist te intimideren. Zó effectief dat veel andersdenkenden het land ontvluchtten of hun mond hielden. Net als de terroristen die op 7 januari Charlie Hebdo’s meest bekende cartoonisten doodschoten, hanteerden de Sovjet-agenten het wapen van de selectieve liquidatie.
Een voorbeeld van zo’n selectieve liquidatie was de executie van de journalist en historicus Záviš Kalandra in 1950. Kalandra sprak zich zeer kritisch uit over het regime en vormde als een van de meest uitgesproken en populaire intellectuelen in naoorlogs Tsjechoslowakije een gevaar voor het communistische bewind. Hij werd gearresteerd en berecht in een showproces, waarin hij beticht werd van verraad tegen de Communistische Partij en waarna executie volgde. Een door vele Tsjechoslowaken aan terreur gekoppelde dood, stierf de beroemde surrealistische kunstenaar Karel Teige. Teige had voor de Tweede Wereldoorlog naam gemaakt als het kopstuk van de Tsjechische avant-garde beweging, maar zijn controversiële kunst paste niet bij het socialistische idee dat kunst de arbeider moest verheffen. Op aansturen van Moskou lanceerde de Tsjechische geheime dienst in 1948 een haatcampagne tegen hem. Zijn leven werd dusdanig verpest door de embargo’s en persoonlijke bedreigingen die volgden dat hij stopte met het maken van kunst. Een paar jaar later stierf hij op 51-jarige leeftijd aan een hartaanval. De dood van Kalandra, Teige en tientallen andere vooraanstaande denkers en politici had tot gevolg dat de overgebleven Tsjechoslowaakse intellectuelen wel twee keer nadachten over wat zij zeiden of schreven.
Zonder twijfel had de liquidatie van zulke prominente figuren ook een grote doorwerking in de Tsjechoslowaakse samenleving. Kovaly beschrijft hoe – na een aantal jaren – de paranoia dusdanig welig tierde dat eenieder die niet naar de pijpen van het door Moskou aangestuurde regime van Klement Gottwald danste, in permanente doodsangst leefde. Met alle gevolgen voor het vrije debat, dat in korte tijd een stille dood stierf, van dien. Tsjechoslowakije werd, net als de rest van het voormalig Oostblok, een totalitaire dictatuur en dat bleef ruim een generatie zo. De kracht die zorgvuldig geplande terreur op een vrije samenleving kan hebben moet dus niet worden onderschat.
De liquidatie van prominente figuren had een grote doorwerking in de Tsjechoslowaakse samenleving
In oktober 2013 publiceerde Inspire, het PR-blaadje van Al-Qaeda, een hitlist met daarop politici en intellectuelen die de terreurgroep dood wilde hebben wegens ‘misdaden tegen Islam’. Op deze lijst stonden prominente figuren zoals Salman Rushdie, Ayaan Hirshi Ali en de inmiddels vermoorde Stéphane Charbonnier. Moslimfundamentalisten proberen met dit soort dodenlijstjes onder iedereen met een uitgesproken mening dezelfde angst en zelfcensuur te creëren zoals de geheime diensten dat tijdens het communisme deden. Voor dit macabere doel blijven zij online strijders ronselen, ook in Europa. En zolang er gedesillusioneerde mannen en vrouwen in onze grote steden wonen die in moslimfundamentalisme een aantrekkelijk alternatief zien, zal het aantal sinistere aanslagen niet ophouden.
Zolang wij ons in het Westen niet gek laten maken door de angst die het moslimfundamentalisme probeert te zaaien met sporadische doch intimiderende aanslagen zal het ooit aan relevantie inboeten en verdwijnen. Maar zodra we ons uit het veld laten slaan door hen die ons een ideologie proberen op te leggen hebben we als samenleving gefaald en zal het terrorisme uiteindelijk victorie kraaien. Dan zal het terrorisme nog decennialang, net als het communisme tijdens de Koude Oorlog, de maatschappijagenda beheersen en ons in zijn greep houden.