‘keer ik terug naar beckett om het woord te bevestigen’
– naar beckett – Matthijs Ponte
Het werk van de Nederlandse conceptueel kunstenaar Bas Jan Ader (1942-1975) wordt vaak gereduceerd tot een narratief: de performance-kunstwerken en installaties die hij tijdens zijn leven maakte, vormen daarin een aanloop naar zijn mysterieuze verdwijning. Dit mysterie veroorzaakte een duidingslawine die zijn overige werk deed gelden als opmaat naar deze grande finale. Andere tendensen in zijn werk raakten daardoor ondergesneeuwd. Tijdgenoot, toneelschrijver en romancier Samuel Beckett (1906-1989) worstelt met precies zo’n ondergesneeuwd thema, en een vergelijking tussen de twee kunstenaars brengt het in Bas Jan Aders werk boven water: beiden verkennen in hun werk de grenzen van de taal, met eenzelfde noodlottige afloop.
In 1975 verliet Ader Massachussetts in een zeilboot, alleen, om binnen twee maanden de Atlantische Oceaan over te steken naar Ierland. Na drie weken verloor de kunstenaar radiocontact. Hij kwam nooit op zijn bestemming aan; zijn boot werd gevonden, zijn lichaam bleef spoorloos. Het is nog steeds een mysterie of dit laatste kunstwerk, In Search of the Miraculous, een noodlottig ongeval was, of een geënsceneerde verdwijning en voltooiing van zijn werk.
Was Aders verdwijning een noodlottig ongeval of de voltooiing van zijn werk?
Beckett is net als Bas Jan Ader een minimalistische kunstenaar. Hij brak met het intellectualistische modernisme van Joyce en vormde zelf een excentrieke stijl waarmee hij de toenmalige vormen van toneel en proza oprekte door ze in te deuken: Beckett schrapte in zijn romans het plot of het ontwikkelingsidee van personages. Tekst is bij Beckett niet noodzakelijkerwijs een verhaal, eerder een dwingende boodschap van een murmelende stem in het donker. In zijn toneel kreeg stilte de overhand, het ‘sonisch niets’ werd afgewisseld met bandopnames van monologen, beweging en decor. Vooral met dit toneel verkende hij in de jaren 50 onontgonnen grond: het gerichte absurdisme van stukken als Waiting for Godot en Endgame brak met de kaders van voorgaand toneel door onduidelijkheid, stilte en verwarring op te voeren om de menselijke positie in een onbegrijpelijk universum te illustreren. In plaats van een verhaal aan de hand van een handvol karakters uitgesproken te laten worden, à la Tsjechov of Ibsen, liet Beckett eigenzinnige monologen zien van in asbakken verstopte acteurs, afgewisseld met mimespel en gestileerd zwijgen. Zijn werk werd al in 1969 bekroond met de Nobelprijs voor literatuur.
Beckett is nadrukkelijk een taalkunstenaar. Tijdens de Tweede Wereldoorlog stopte hij met schrijven in het Engels, zijn moedertaal, en stapte hij over op het Frans. Als reden voor deze radicale wissel gaf hij in een vreemde taal niet te kunnen terugvallen op stijl: zulke zelfbeperking maakte volgens hem helderheid mogelijk. Zijn werk wordt gekenmerkt door taalspel en stiltes in monologen. Zo is Krapp’s Last Tape in uitvoering langer dan een uur, terwijl de negen pagina’s tekst om te lezen maximaal 35 minuten vullen; in de rest van de tijd zit de enige acteur achter zijn bureau, rommelt hij in zijn eigendommen en staart hij voor zich uit. Dit soort toneel onderzoekt de limieten van gesproken taal. Ook in zijn proza bevraagt Beckett of taal ooit nauwkeurig uitdrukking kan geven aan het innerlijk leven van een subject: hij onderzoekt de relatie tussen taal en betekenis. Het bekende laatste gedicht van Beckett, enkele dagen voor zijn dood geschreven, sluit deze zoektocht af. In What is the Word zoekt de ik naar een laatste woord om zich uit te drukken, zonder het te vinden. Het gedicht besluit met een afgebroken herhaling van de vraag uit de titel.
In What is the Word zoekt de ik naar een laatste woord om zich uit te drukken, zonder het te vinden
Ader is eveneens een talige kunstenaar: zijn titels zijn veelzeggend en scherp en in zijn installaties staan gecondenseerde taaluitingen centraal: de twee bekendste installaties draaien om een directe, simpele en grammaticaal onvolledige zin. In Thoughts unsaid then forgotten verkent Ader het vertrouwen in talige expressie. De installatie bestaat uit de op een muur uitgeschreven titel, een onvolledige en afgebroken zin, naast een vaas met bloemen en een lamp die slechts een deel van de tekst belicht. De compositie suggereert al een gebrek aan orde, een kwaal waaraan ook de taal bij Beckett in zijn rommelige uitingen lijdt. Daarnaast is dit onoverbrugbare onderscheid tussen gedachten en het accuraat uiten ervan een terugkerend thema in Becketts proza. In Malone Dies kijkt de verteller al stervende terug op zijn leven en verlengt hij zijn bestaan door zijn gedachtegang minutieus in een schriftje vast te leggen. Het resultaat is een incoherente monoloog die abrupt wisselt tussen fragmentarische herinneringen en observaties in het heden: de verteller doet uitgebreid verslag van momenten waarop zijn potlood valt en van de geluiden die hij vanuit zijn eenzaam ziekbed hoort. Het vastleggen van deze banale gedachtes bevestigt hier zijn bestaan. Het leven, dat teruggebracht is tot reflectie die langzaam verdwijnt, gaat door wanneer het verdwijnen tegen wordt gegaan. Schrijven is hier dus het bestrijden van de groeiende leegte. Dezelfde vastlegging van het bestaan met juist onvaste gedachten komt terug in de wanhopige zinsnede van Ader: in Thoughts unsaid then forgotten staan de langzaam verwelkende bloemen symbool voor de ontglippende gedachten en de vergankelijkheid van het bewustzijn. De strekking, en in dit geval ook de rommelige stijl, komen sterk overeen met de neergepende angsten van Malone.
De tweede bekende talige installatie van Ader heeft een vergelijkbare opbouw. De centrale zin en titel is hier Please don’t leave me, ditmaal naast een kluwen lampen of een vouwtrap neergezet. Door de lichtval en de schreeuwende symboliek van de trap wordt de positie van ‘me’ steeds twijfelachtiger. Is dit een boodschap van iemand die zelf al vertrokken is? In zijn urgentie en wanhoop heeft ook deze zin veel weg van proza van Beckett, bijvoorbeeld van de laatste kreten uit The Unnamable: ‘you must go on, I can’t go on, you must go on.’ Please don’t leave me en The Unnamable laten een wankel subject zien dat naar steun zoekt, zonder dat duidelijk is of het zelf op vaste grond staat.
De verteller bevestigt al stervende zijn bestaan door zijn gedachtegang minutieus in een schriftje neer te pennen
Ook in Aders stille videokunst zijn talige parallellen met Beckett te zien. De titel van de film I’m too sad to tell you is paradoxaal veelzeggend. Het werk zelf toont Bas Jan Ader, die ruim drie minuten huilend in beeld staat. In deze indringende en kale video wordt een nadrukkelijke pijn zichtbaar. De oorzaak wordt buiten beeld gelaten en eigenlijk zelfs weggemoffeld achter de titel: Ader is zo verdrietig dat taal er geen recht aan kan doen. Dezelfde onuitspreekbare pijn leest men in Beckett, bijvoorbeeld in het onsamenhangende relaas van de vertellers uit The Unnamable en Worstward Ho over hun benarde situatie. Ongemak en angst spreken uit de passages, opgetekend met een afgebroken stijl van schrijven: de onnoembare in het eerste voorbeeld zoekt naar woorden maar bekent ze niet uit te kunnen spreken, de verteller uit Worstward Ho erkent dat alles dat gezegd wordt een verspreking is, zoals elke handeling volgens hem op falen uitkomt. De vertellers leunen dus op een kapotgeslagen taal om hun heden en verleden te begrijpen, en dat terwijl ze weinig vertrouwen hebben in de nauwkeurigheid ervan. De vertellers van Beckett en Ader zijn gekwelde, radeloze subjecten die in het duister tasten en zich vergrijpen aan de illusie van talige vastheid.
Via die taalonmacht tonen Bas Jan Ader en Beckett de mens als een subject in een omgeving die niet mee geeft. Hoewel het subject kan denken, praten en bewegen, is het overgeleverd aan krachten van buiten. Het subject mag dan een gevoel van autonomie hebben, maar zodra de buitenwereld zich hoorbaar maakt, dient er geluisterd te worden. Hun werk problematiseert het vertrouwen in objectieve taal en de autonomie van een subject versus een onverbiddelijke buitenwereld. In de twee oeuvres wordt een cynische zoektocht zichtbaar waarin pijn en verwarring steeds meer van hun beschermende laag ontdaan worden. Wat overblijft is kwetsbaarheid en, uiteindelijk, eenzaamheid. Een eenzaamheid die Ader op de Atlantische oceaan opzocht en Beckett vond in ouderdom en isolatie, die hem niet in staat stelden zijn laatste woord te vinden. Bas Jan Ader onderzoekt dezelfde problematiek als Beckett en probeert hetzelfde vergeten woord te vinden. Het antwoord blijft voor beiden de stilte.
Gaat het bij de late Beckett niet eerder om een steeds weer mislukkende poging te verdwijnen en te gaan zwijgen? De spreker wil wel oplossen, maar de autonome stem, die een onbestuurbare levensenergie vertegenwoordigt, spreekt door. Fail better: het falen mislukt steeds. Toch een vorm van optimisme?