De huidige fixatie op diversiteit in de politiek, in het bedrijfsleven en in de media neemt steeds meer toe. Deze focus moet ervoor zorgen dat iedereen zich gehoord voelt en gelijke kansen krijgt. Maar wat telt als ‘divers’ wordt vooral bepaald door welke etniciteit, geslacht, seksuele oriëntatie of uiterlijke kenmerken je hebt. Representatie is belangrijker dan ooit geworden. Steeds vaker worden de keuzes bij het aannemen of uitnodigen van mensen niet alleen ingegeven door hun geschiktheid, maar wordt er ook gezocht naar een evenwichtige verhouding in sekse, huidskleur en seksuele voorkeur. In principe niets mis mee. Nederland is een kleurrijk land met een zeer diverse groep inwoners. Toch neemt de focus op diversiteit in de maatschappij tegenwoordig haast krampachtige neigingen aan die een directe bedreiging voor de pluriformiteit binnen onze samenleving vormt.
Een goed voorbeeld hiervan is het hevige debat dat losbarstte rondom artikel 23 van de grondwet. Nadat bleek dat sommige reformatorische scholen van ouders vroegen zich uit te spreken tegen homoseksualiteit, werd ervan uit links en rechts gepleit dat het tijd werd om artikel 23 af te schaffen. In dit artikel is de vrijheid van onderwijs opgenomen. Het leed van homoseksuele jongeren op reformatorische scholen moet niet gebagatelliseerd worden, maar toch is het zorgwekkend dat er geroepen wordt dat de staat de vrijheid van onderwijs voor burgers probeert in te perken door de grondwet te willen wijzigen onder het mom van inclusie. De zogenaamde identiteitsverklaringen op reformatorische scholen zijn relatief recent in 2007 nog door de rechter goedgekeurd omdat dit onder de vrijheid van onderwijs valt. Oftewel: dat dit gebeurde was niet bepaald geheim. Maar door de toenemende focus op emancipatie van mensen met een andere seksuele oriëntatie, etniciteit, etc zijn de vrijheden van individuen steeds belangrijker geworden dan de vrijheid van groepen en werd plots het bestaansrecht van artikel 23 in twijfel getrokken.
Minderheden zijn groepen die kleiner zijn dan de meerderheid van de bevolking en andere etnische, religieuze of linguïstische kenmerken vertonen. Daarnaast zijn minderheidsgroepen solidair met het voortbestaan van hun eigen cultuur. Het aanpassen van een grondwet die is ontstaan om minderheden te beschermen afschaffen omdat de uitwerking van de wet soms niet het gewenste effect in de ogen van de meerderheid heeft is de wereld op zijn kop. We schaffen de vrijheid van meningsuiting ook niet af omdat mensen soms haatberichten op Twitter posten. Artikel 23 beschermt niet alleen de vrijheid van onderwijs voor reformatorische christenen, maar ook van andere minderheidsgroepering in Nederland, zoals islamitische scholen, hindoeïstische scholen en de enige joods orthodoxe school in Nederland. Maar ook Vrijescholen, democratische scholen of Montessori- scholen kunnen zonder overheidsgeld waarschijnlijk niet meer het hoofd boven water houden. Als we diversiteit willen omarmen moeten we wel zorgen dat diversiteit nog mogelijk is in plaats van via het onderwijs alleen nog maar eenheidsworst te serveren.
In dit voorbeeld schuilen twee problemen. Ten eerste: een beperkte visie op diversiteit reduceert mensen juist tot hun geslacht, geaardheid of afkomst in plaats van ruimte te bieden aan pluriformiteit in de samenleving . En ten tweede: door van bovenaf ‘goede’ en de ‘foute’ hokjes voor te schrijven loop je juist het gevaar minderheden monddood te maken. Het is niet zo dat we maatschappelijk bepaalde levensbeschouwelijke overtuigingen niet mogen afkeuren, maar wel dat dit niet direct een reden is om (dan maar) de fundamentele vrijheid van minderheden in te perken.
We schaffen de vrijheid van meningsuiting ook niet af omdat mensen soms haatberichten op Twitter posten.
Diversiteit en pluriformiteit zijn begrippen die erg veel op elkaar lijken. Met diversiteit wordt in vaak een verscheidenheid aan afkomst, etniciteit, seksuele oriëntatie en geslacht bedoeld. Pluriformiteit betekent veelvormigheid. Wanneer we spreken over een pluriforme samenleving hebben we het over een samenleving waarin verschillende culturele en levensbeschouwelijke stromingen naast elkaar bestaansrecht hebben. Hierin verschilt Nederland bijvoorbeeld van Iran. Nederland wordt al eeuwen gekenmerkt door een verscheidenheid aan bevolkingsgroepen en religieuze overtuigingen, terwijl in Iran er slechts ruimte is voor één enkele levensovertuiging. Diversiteit en pluriformiteit sluiten elkaar dan ook geenszins uit, sterker nog, een diverse samenleving kan logischerwijs een bijdrage leveren aan een pluriforme samenleving, omdat verschillende ervaringen ervoor zorgen dat er ook verschillende visies ontstaan. Maar steeds vaker zorgt de nadruk op diversiteit juist voor het ondermijnen van pluriformiteit.
Het idee lijkt zo mooi: door te focussen op een diversiteit wordt elke groep zoveel mogelijk gehoord. Toch valt de werkelijkheid soms tegen. Dat komt ten eerste omdat diversiteit een containerbegrip is. Wat bepaalt of een groep mensen divers is? Heeft dat te maken met iemands afkomst, iemand geboorteplaats, iemands seksuele voorkeur, sociaaleconomische positie of naar welke muziek iemand graag luistert? Stel, je gaat iemand aannemen en het team bestaat al uit twee andere Nederlandse vrouwen. Beide vrouwen houden van Mozart, koffie en stemmen CDA. Je hebt twee kandidaten met een gelijke geschiktheid: een man met een Antilliaanse achtergrond die houdt van Mozart, koffie en op het CDA stemt en een Nederlandse vrouw die houdt van windsurfen, salsa en op de PVV stemt. Wat is de meest ‘diverse’ keuze? Door diversiteitsbeleid te baseren op een handjevol kenmerken reduceer je mensen juist tot hun geslacht of culturele afkomst. Waar iemand vandaan komt, hoe degene naar de wereld kijkt, welke geloofsovertuiging iemand heeft of welke normen en waarden diegene heeft bepalen even goed of iemand wel of niet voldoet aan de norm. Natuurlijk is het belangrijk dat er geen uitsluiting plaatsvindt omdat iemand afwijkt van de norm, maar het is ook belangrijk om voor ogen te houden dat afwijken van de norm evengoed het hebben van een afwijkende mening is. Door mensen te zien als individu en als onderdeel van een bepaalde groep in de maatschappij en niet als een hokje dat voldoet aan het voorkeursbeleid bevorder je juist de werkelijke diversiteit.
Als we diversiteit willen omarmen moeten we wel zorgen dat diversiteit nog mogelijk is in plaats van via het onderwijs alleen nog maar eenheidsworst te serveren.
De liberale democratie is gebaseerd op de aanname dat er geen vaststaande conceptie van wat ‘goed’ is of wat ‘fout’ is bestaat. In de democratische rechtsstaat zijn alle burgers gelijk voor de staat, maar vooral in hun verschil. Juist om de belangen van minderheden te beschermen, kan en mag de staat niet bepalen wat het moreel juiste is. De democratie beschermt de minderheid tegen de meerderheid; de rechtsstaat beschermt de burger tegen een al te machtige staat. De discussie rondom artikel 23 is een goed voorbeeld van een staat die ‘goede’ en ‘foute’ hokjes probeert af te dwingen. Het probleem is niet de mening die het parlement uitspreekt, namelijk: wij vinden dat homoseksuele in evenveel vrijheid mogen leven als heteroseksuele. Het probleem schuilt in de drang van de staat om minderheidsgroeperingen die afwijkende levensbeschouwelijke opvattingen heeft te beperken in hun vrijheid uit naam van het moreel ‘juiste’. Het wrange is dat dit nu juist uit naam van inclusiviteit en diversiteit gebeurd. Een pluriforme samenleving vereist namelijk niet alleen een diverse representatie, maar ook een diversiteit aan ideeën en meningen. Dat betekent ook dat deze meningen ons soms tegen de borst zullen stuiten. Om minderheden en onze pluriforme samenleving te beschermen tegen de tirannie van de meerderheid zullen we soms moeten slikken dat er verschillende opvattingen van wat goed en wat fout is zijn. Maar het tegenovergestelde is nog erger: een maatschappij waarin iedereen hetzelfde denkt, ongeacht zijn afkomst, geslacht of seksuele voorkeur.