Op 23 februari wordt de hippe ‘project booster’ Eva de Klerk geïnterviewd in het Financieel Dagblad over ‘stadsontwikkeling van onderop’ in Amsterdam-Noord en het succes van de NDSM-werf. De Klerk vertelt trots hoe de oude scheepswerf van een onbestemde ruïne, rijp voor de sloop, door ‘organische zelfbestemming en flexibele invulling’ tot ‘de grootste culturele vrijplaats van Europa’ is verworden. Ze klopt zichzelf op de borst om haar samenwerking met gemarginaliseerde groepen als ‘skateboarders, theatermakers en bijstandsmoeders’. De Klerk opende in september skatepark “de Flipperkast” in Buikslotermeer, waar zij de eerstgenoemde subcultuur een eigen plekje probeert toe te bedelen. De Klerk erkent in Het Parool dat skaters ‘uitstekende kwartiermakers op lastig plekken’ zijn, ‘mode vormgeving en videokunst’ meenemen, en zo erg interessant kunnen zijn voor een gebied in ontwikkeling.
De ideeën van de Klerk voor dialoog en bottom-up stadsontwikkeling zijn bewonderingswaardig en bieden erkenning voor de skaters die al jaren naar de NDSM dromden en dit deel van de stad, opgegeven door velen, nieuwe lucht inbliezen. Maar in 2013 moest zij een skatepark op de NDSM sluiten. De skaters’ aanwezigheid op de werf strookten niet met het bestemmingsplan van de werf en dus werden zij verplaatst naar het nieuwe skatepark in een winkelcentrum in Buikslotermeer.
Een bezoekje aan de Flipperkast op een zaterdagmiddag leert dat de ruige skater van weleer die de stad opnieuw ontdekte en vormgaf heeft moeten plaatsmaken voor de kinderen van de museumdirecteur in dure Stüssy of Thrasher outfits. Het skatepark in de schaduw van de Mediamarkt en KFC geeft kleur aan een door de gemeente gepusht ‘nieuw stedelijk centrum’ en dient als een geschikt vehikel voor de commodificatie van Noord. In Het Parool vertelt De Klerk dat de Flipperkast geschikte verlichting zal moeten krijgen en een speciale coating tegen graffiti – eisen die waarschijnlijk niet vanuit de skaters komen. Want alleen op deze wijze kan ook mijn neefje skaten, mijn nichtje haar selfies in de halfpipe schieten en mijn tante in stilte van haar latte genieten zonder de luide hiphop-beats en de wiet- en spuitbus-dampen die met de ‘urban lifestyle’ gepaard gaan.
Hippe stadsplanning, maar wel met skaters in het gareel en de overlast beperkt
De Klerk’s worstelingen met de hippe subcultuur tonen het dilemma waar stadsontwikkelaars voor staan, en gelijk de moeilijke positie van de urban arts in de stad en tegenover de gentrificatie van Noord. De Klerk bedoelt het goed, en, zoals vaker biedt de opname in de mainstream ook voordelen: erkenning en goedkopere gear. De Klerk kan enkele vooraanstaande urban heads betrekken in de stadsplanning, en zo een door Boiler Room onderschreven boost aan Noord leveren. Maar wel op zo’n manier dat de skaters in het gareel te krijgen zijn en zo weinig mogelijk overlast veroorzaken.
Helaas gaat dit ten koste van de echte skaters. De subcultuur stompt af door inperking, knellende regelgeving en popularisering. Underground techniques als skateboarden, graffiti of parkour proberen zich nieuwe, onbekende wegen te banen door reeds bekende en ingerichte infrastructuur. Zij geven een andere invulling aan dingen die mannetjes in ivoren torens dachten vast te hebben gelegd in regeltjes, keurslijven en systemen. Skaters, kunstenaars en ander ‘urban’ volk herontdekken de stad die ontworpen is met een specifiek bestemmingsplan in gedachte (beschikbaar voor woon-, werk- en winkel-verkeer) in een poging zich de straten toe te eigenen. Zij zijn ongrijpbaar voor architecten, planners en andere instanties vanwege hun losse, transgressieve identiteit. Skaters gaan voorbij aan stadsgrenzen, zijn niet gebonden door regels, herinterpreteren het gebruik van de straten en maken op alternatieve wijze gebruik van alledaagse obstakels als banken en stoepranden.
De skaters en de stad werken op elkaar in. Skaters werpen hun kritische blik op de stad en zijn onverschillig over het oorspronkelijke design en het voorbeschikte gebruik. Ruimtes worden opnieuw bekeken en beoordeeld. Skaters zien de stad op een andere wijze en passen zich op een creatieve wijze aan.
Dwangmatig gaat de skater op zoek naar richels, stoepranden en andere alledaagse objecten waar mensen pal voorbij lopen. Een bank in het park wordt geherinterpreteerd als een gunstig opgesteld stuk beton voor een kickflip, een paaltje ingedeukt door een auto voor een pole jam of een trapleuning als een gladde uitdaging voor een grind. Of de skater gaat simpelweg op zoek naar kleine broodkruimels achtergelaten door zijn buddies: zwarte wax op een richel of de sporen van een wiel op een muur. Nadat een bepaalde truc ergens is uitgevoerd, heeft de skater zijn spoor achter zich gelaten en heeft het object een nieuwe bestemming gekregen.
Maar zodra je gaat letten op deze sporen, zal je ook steeds de territoriale strijd ontwaren die gaande is tussen de skater en de gemeente. Om skaten buiten de aangewezen ruimtes te voorkomen, installeert de gemeente zogenaamde skate stoppers, die voor een onderbreking op een line zorgen en bepaalde tricks verhinderen. Door het tactisch plaatsen van een bloempot, een strookje gras of metalen bultjes op de rand van een stoep, perkt de gemeente zo op een schrijnende wijze het gebruik van de openbare ruimte in en hindert ze de skater zijn ontdekkingstocht.
De subcultuur stompt af door inperking, knellende regelgeving en popularisering
De moderne stad is ontworpen, voorzichtig verdeeld in kaders en netwerken, en uitgetekend door mannetjes in witte boordjes in hoge grijze gebouwen. Ondanks haar bottom-up approach en oog voor de subculturen, lijken ook De Klerk haar projecten prooi te worden voor stadsontwikkelaars met intenties die verder rijken dan burgers te dienen hun recht tot de stad te ontplooien. Keuzes van project ontwikkelaars en architectenbureaus bepalen steeds meer wat waar toe dient en wie er recht heeft op wat in de stad.
Zo verschilt de ontwikkeling van Noord niet veel van de hoog moderne stedenbouw van grote designers als Le Corbusier, Lutyens en Niemeyer. In de plannen van les grandes visionnaires krijgen mensen, menselijke activiteiten en andere zaken bepaalde plekken toebedeeld – en sommige zaken ook bewust niet. Waar De Klerk zich hard maakt voor een democratische stad, om zo bepaalde grondrechten en ownership aan de burgers te bieden, bakent de stad juist bewust bepaalde ruimtes af met aangewezen doelen en een beperkt publiek voor ogen.
In de ontwikkeling van de moderne stad komt de gemeente als voogd van de openbare ruimte vaak in botsing met de gebruikers. Soms kloppen de grenzen en de reglementen niet met de praktijk, dan strookt het gebruik weer niet met het voorbeschikte plan. De functies van objecten en ruimtes zijn vaak omschreven in een bestemmingsplan, maar er zijn veel voorbeelden waar burgers het gebruik, allocatie en toegang betwisten.
Keuzes van project ontwikkelaars en architectenbureaus bepalen steeds meer wie er recht heeft op wat in de stad
De stad heeft moeite om rechten en faciliteiten te bieden aan ongedocumenteerden, daklozen, minder validen, en ouderen. Documentatie van burgers en duidelijke stadsinrichting moeten helpen deze onvatbaren te (be)grijpen en behapbaar voor controle en regelgeving te maken. Zo worden zij omgevormd, opdat zij stroken met de idealen van de stad, met een minimum aan negatieve externaliteiten. Op een vergelijkbare wijze werken stadsontwikkelaars aan manieren waarop urban contestations door grafiti-artiesten, skaters en parkour-traceurs opgelost kunnen worden.
Skaters worden gezien als een potentieel risico voor andere inwoners van de stad en voor de gemeente, aangezien zij vaak in verband worden gebracht met vandalisme, overlast en ongelukken. Hun mobiliteit maakt het moeilijker hen bij de kraag te vatten en maatregelen tegen individuele skaters zijn vaak ineffectief. De gemeente weet niet hoe ze op skaters moet reageren en komt in moeilijk vaarwater terecht als ze probeert bepaalde toegangs- en gebruiksrechten in te trekken. Zo zal het lastig zijn een transportmethode en vorm van recreatie en sport in te binden en onderscheid te maken tussen ‘goed’ en ‘kwaad’ skateboarden.
Daarom biedt het verplaatsen van de activiteit naar een voorbeschikte playground voor de gemeente een goede legitimering en een voor de hand liggende oplossing. De grenzen van het skatepark, gecreëerd door de gemeente, geven duidelijk aan waar wel en niet mag worden geskate. De ontwikkeling van skateparken door de gemeente kan gezien worden als een erkenning van deze groep en een legitimering van hun activiteiten. De stad geeft een deel van de bevolking een platform en een gebonden plek.
Maar dat deze plek gebonden is dient een ander doel. De bestemming van een specifieke ruimte maakt het voor de gemeente makkelijker om een voorheen onvatbare groep, die het urban design tartte, daar nu juist onderdeel van te maken. Concentratie en begrenzing kunnen het leefgebied van deze transgressieve actoren beknotten. Dit maakt het makkelijker voor overheden om hen te vatten, regelgeving in te stellen en controle uit te oefenen op toegang tot en gebruik van de openbare ruimte. Op deze wijze kan overlast worden beperkt en kan duidelijkheid over de bestemming van een gebied toenemen. De gemeente garandeert zo de zekerheid van een voorspelbare toekomst – veiliger en makkelijker te vermarkten aan potentiele investeerders en consumenten. De realiteit van de stad, het straatbeeld, wordt zo door hoger hand geproduceerd, verlost van alle extravaganties, diversiteit en onvoorspelbaarheid.
Skateboarden als activiteit valt moeilijk te rijmen met een gemonetariseerd concept van cultuur. Niet in de minste mate vanwege de anarchistische en counter-culturele retoriek die van oudsher van skaters uitgaat. Daarentegen: als er een manier is waarop er aan dit soort activiteiten kan worden verdiend en deze kunnen worden gereproduceerd door gladgestreken, homogene openbare ruimtes te creëren, dan worden ook deze opgenomen in het bestemmingsplan. De vermarkting van Noord en de verhuizing van skaters naar een aangewezen skatepark is een duidelijk voorbeeld van urban planners die naar subculturen en subversieven kijken om dé ‘nieuwe’ culturele activiteit te ontdekken en deze te verkopen.
Maar de mogelijkheid die kapitalisme aan de ‘onderdrukten’ biedt om hen uit het slijk te halen en op te dienen als ‘the new cool’ in de mainstream, maskeert slechts verdere mate van controle. Kapitalisme trekt de autonomie die het aanbiedt al snel terug, door vernieuwde methodes van controle in te voeren door regelgeving en begrenzing.
Zij die het urban design voorheen tartten, worden door het skatepark daar nu juist onderdeel van
Eva de Klerk biedt een nieuwe aantrekkelijk ruimte aan voor de ‘urban arts’ in Amsterdam-Noord. Maar dit vereist wel een overgave van de rechten tot ruimtes als de NDSM, die skateboarders zelf invulling hebben gegeven door jaren van creatieve ontdekking in een tot voor kort door de stadsontwikkelaars vergeten deel van Amsterdam. Door een skatepark te maken – eentje die door de esthetiek en regelgeving kan rijmen met de pogingen om Noord competitief en hip te maken – verkrijgen de makers macht over de gebruikers. De urban arts gebeuren nu enkel op de wijze aangegeven en passend bij het grotere plan.
Hoewel een goed bedoelende stadsplanner als De Klerk skateboarden wil legitimeren onder architecten en designers, gaat de centralisatie van de activiteit voorbij aan de natuur van een ongrijpbare, strijdlustige en creatieve subcultuur. De opwinding die gepaard gaat met skaten op straat is het toevallig aantreffen van een plekje die niet bedoeld was voor skaten, maar dat wel speciaal voor een bepaalde trick of line lijkt gemaakt.
Stadsplanners slaan de plank mis als zij skateboarders uitsluiten bij de invulling van de openbare ruimte. Gemeenten dienen te overwegen hoe belangrijk beweging, mobiliteit, en gezondheid zijn in hun bestemmingsplannen. Bovendien zijn dit creatieve, betrokken jonge burgers die de stad opnieuw durven te ontdekken. Zij pogen de stad zo efficiënt mogelijk te doorkruisen door on-the-go complexe problemen op te lossen en standaarden in twijfel te trekken. Amsterdam zou er beter aan doen om te overwegen hoe skatespaces in de openbare ruimte kunnen worden geïntegreerd. Stadsontwikkelaars kunnen simpelweg niet een groep het recht tot de stad ontzeggen door gemeentelijke verordeningen of metalen skatestoppers op een stoeprand. Amsterdam zou ook hen die moeilijk in kaders te vatten zijn moeten betrekken in de planning van de stad. Zij kunnen de designs van professionele stadsontwikkelaars verrijken door de innovatieve oplossingen die zij dagelijks bedenken voor vragen over het gebruik van de stad.