Kunnen lieve mensen een moord plegen? Kun je een moordenaar onderscheiden van andere mensen op basis van zijn karakter of uiterlijk? We verbazen ons regelmatig over de pasfoto van een moordenaar in de krant: hij ziet er zo aardig en normaal uit.
De hoofdrolspeler van de twaalfdelige podcast Serial is zo’n vriendelijke veroordeelde. In Serial onderzoekt journaliste Sarah Koenig de moord op de Amerikaanse tiener Hae Min Lee. In januari 1999 verdween de achttienjarige scholiere op een woensdagmiddag na school; enkele weken later werd haar lichaam gevonden in een park in Baltimore. Het ex-vriendje van het slachtoffer, Adnan Syed, werd veroordeeld tot een levenslange gevangenisstraf. In Serial onderwerpt Koenig de vijftien jaar oude zaak, naar aanleiding van een mail van vrienden van Syed, aan een minutieus onderzoek.
Kun je een moordenaar herkennen?
Terwijl het miljoenenpubliek van Serial-fans wekelijks reikhalzend uitkeek naar een nieuwe aflevering van deze whodunnit, wierp de razend populaire podcast ook morele bezwaren op, bijvoorbeeld over feit dat het gruwelijke einde van Lee in entertainment veranderde. Hoewel Koenig stug volhoudt dat Serial niets meer dan ‘de waarheid’ boven tafel wil krijgen, kan het de luisteraar ook niet ontgaan dat ze op zijn minst hoopt dat Syed onschuldig is. Op zich begrijpelijk, niet alleen omdat zij kennis heeft gemaakt met de zaak vanuit het kamp van Syed, maar ook omdat het bevestigen van Syeds schuld weinig opzienbarende nieuwswaarde zou hebben. Er lopen in Serial echter twee vragen door elkaar: die naar juridische schuld, en die naar de werkelijkheid.
De vraag naar juridische schuld – of het strafbare feit ‘beyond reasonable doubt’ bewezen is – weet Koenig succesvol te problematiseren: het bewijs tegen Syed is inderdaad mager. Maar de centrale vraag in een whodunnit, die Serial zichzelf herhaaldelijk stelt, is die naar de werkelijkheid: heeft Adnan Syed Hae Min Lee vermoord?
Ook op deze vraag lijkt Koenig vaak te neigen naar het antwoord ‘nee’, met als voornaamste reden Syeds vriendelijke karakter, zoals ze zelf verklaart in een telefoongesprek met de veroordeelde: ‘My interest in [the case] honestly has been you, like you’re a really nice guy.’ Syed reageert geïrriteerd: hij wil geloofd worden, niet omdat hij zo aardig is, maar omdat hij onschuldig is. Koenig is schijnbaar begripvol (‘If I’m going to spend a year figuring out that he’s a nice guy, I might as well piss off. Point taken.’), maar blijft Syeds vriendelijke karakter in vrijwel elke aflevering benadrukken.
Koenig verklaart in Serial expliciet geen advocaat van Adnan Syed te zijn, maar een journalist die waarheidsvinding nastreeft. Toch hoort het beroep op een goed karakter –van de spreker zelf of van een beschreven persoon – al thuis in de retorica sinds Aristoteles, die het zogenaamde ethos aanwijst als één van de drie bronnen van overtuiging, naast een beroep op de emoties (pathos) en de rede (logos). Sindsdien weten ook advocaten dat zaken gewonnen kunnen worden door het lieve karakter van de verdachte en zijn goede gedrag uit het verleden op te voeren, en waar nodig nog wat aan te dikken.
In Serial gebeurt het soms terloops en bij monde van anderen, die bijvoorbeeld niet konden geloven dat een aardige jongen als Syed zich überhaupt zou vertonen in Baltimore’s meest schimmige park, waar het lichaam gevonden werd. Op andere momenten is Koenig zelf aan het woord en uit ze haar twijfels, omdat hij ‘gewoon geen moordenaar lijkt’. Na hun eerste ontmoeting erkent ze zelf expliciet dat haar eigen vooringenomenheid irrationeel is: ‘(…) he has giant brown eyes like a dairy cow. That's what prompts my most idiotic lines of inquiry. Could someone who looks like that really strangle his girlfriend? Idiotic, I know.’
Eerlijk is eerlijk: bij vlagen is Koenig sceptisch over de superlatieven van de kant van Syeds vrienden en relativeert ze de waarde van haar eigen karakterargumenten zelf al. Ook een ervaren detective legt haar uit dat niet alle psychopaten moordenaars zijn en vice versa. Toch lijkt Koenig nog steeds moeizaam afscheid te kunnen nemen van het idee dat er een onderscheid bestaat tussen het karakter – en zelfs het uiterlijk – van ‘moordenaars’ en ‘gewone mensen’.
Dit argument op basis van karakter veronderstelt een onveranderlijke kern-persoonlijkheid, die voorafgaat aan het gedrag. Uit die kern – ‘het is toch zo’n aardige jongen’ – wordt vervolgens een voorspelling over gedrag geëxtrapoleerd – ‘hij kan geen moordenaar zijn’. Het beeld van die kern zelf is voornamelijk gebaseerd op eerder gedrag – ‘hij helpt altijd zijn moeder zo goed’ – dus de redenering is in hoge mate circulair: niemand is een moordenaar, totdat hij een moord pleegt.
Niemand is een moordenaar, totdat hij een moord pleegt
Misschien komt de redenering van Koenig – waarin veel mensen zich kunnen vinden – voort uit de neiging om achteraf te rationaliseren ter geruststelling: zoals we onszelf na een bericht over een fataal auto-ongeluk verzekeren dat we zelf nóóit te hard zouden rijden, precies zo verzekeren we onszelf ervan dat wij en de onzen inherent goede mensen zijn en dus nooit zo’n daad zouden begaan.
Deze geruststelling is natuurlijk schijn: ook iemand die eerder nog nooit een vlieg kwaad heeft gedaan, kan een moord begaan en vervolgens ‘een moordenaar zijn’. Gedrag volgt niet voorspelbaar uit een ‘verborgen kern van karakter’. Dat wat wij als iemands ‘karakter’ identificeren, is namelijk niet meer dan een instabiele hoop van eerder gedrag, waarop uiteenlopende en zelfs tegenstrijdige gedragingen naast elkaar bestaan. Dit karakter heeft noch voorspellende, noch achteraf verklarende waarde: er is dus geen enkele garantie voor de toekomst.
Serial heeft inmiddels een vervolg aangekondigd. In de tussentijd zal nieuw gerechtelijk onderzoek proberen te achterhalen of de mooie bruine ogen van Adnan Syed aan een moordenaar toebehoren.