Groot, groter, grootst, het zijn de termen die politiek en bestuurlijk Nederland lijken te domineren de afgelopen jaren. Haagse politici dringen aan op grotere gemeentes, provincies worden superprovincies en ook universiteiten moeten intensiever gaan samenwerken. De werkvloer antwoordt echter met een roep om inhoudelijke aandacht voor het proces, en ziet steeds minder vaak heil in grootschalige projecten.
Aan de Vrije Universtiteit (VU) uitte dit zich het afgelopen jaar in de vorm van een groep verontruste VU'ers: zij keerden zich met een manifest en een petitie tegen een universiteit die wordt gerund als een commercieel bedrijf. Ook aan de Universiteit van Amsterdam (UvA) roerde men zich. En vlak voor de kerstvakantie kwam deze spanning tot een botsing: medewerkers en studenten van de UvA keerden zich tegen de geplande fusie van de bètafaculteiten van de UvA en de VU.
De organisatie gaat niet langer zonder protest mee in de grootheidswaan van bestuurders.
De beoogde Amsterdam Faculty of Science (AFS) zou een fusie worden van drie, nu al aanzienlijk grote, bètafaculteiten. De fusieplannen stonden in de ogen van medewerkers en studenten bol van de aannames maar het ontbrak aan een fatsoenlijke onderbouwing. Het bestuur stelde dat groter beter is en dat daar de meerwaarde in lag.
Deze denkwijze ligt in lijn met een hardnekkige overtuiging die maar al te vaak opduikt in bestuurlijk Nederland: er bestaan grotere instellingen die beter zijn dan wij, dus we moeten groter worden om beter te zijn. Aangenomen dat er al een relatie tussen omvang en kwaliteit bestaat, is het aannemelijker dat de causaliteit de andere kant op gericht is: betere instellingen trekken mensen aan en worden daarom vanzelf groter.
Een geforceerde fusie is een handige truc om je omvang te vergroten, maar daarmee zijn beter onderzoek en onderwijs verre van gegarandeerd. Laat het volgende duidelijk zijn: er is niet per se iets mis met grote organisaties, er gaat alleen wel iets mis als het een doel op zich wordt.
Niet fuseren lijkt dus strategischer.
De belofte die overbleef bij de voorgestelde fusie was dat een grotere faculteit kleine opleidingen zou kunnen redden van bezuinigingen en dat versmelting van onderzoeksgebieden meer Europese beurzen zou aantrekken. De werkelijkheid is dat bij de meeste bachelor- en masteropleidingen van de UvA de grenzen van de capaciteit al in zicht of reeds gepasseerd zijn. Twee opleidingen hebben inmiddels al een numerus fixus (begrensd op 220 en 250 studenten) en ook de ‘kleinere’ opleidingen zitten inmiddels al aan hun ‘streefwaardes’: meer studenten accommoderen zou flinke investeringen vergen. Daar komt nog bij dat juist bij de bètaopleidingen sterke groei te zien is.
Ook werd duidelijk dat de Europese Unie het voorgestelde instituut niet zou erkennen voor grote subsidieaanvragen; onderzoekers maken meer kans op beurzen (zeker Europese) als er meerdere aanvragers op het voorstel staan - niet fuseren lijkt dus strategischer.
Het 'nee' tegen deze fusieplannen is een opmerkelijke ontwikkeling binnen het hoger onderwijs en de semi-publieke sector. Schaalvergroting en centralisatie zijn al jaren een vanzelfsprekendheid in het onderwijs en de werkvloer heeft veelal weinig in te brengen in de plannen. Prestigieuze projecten zijn goed voor de carrière van bestuurders, ook al hebben verscheidene reorganisaties al meerdere instellingen in grote problemen gebracht. De afwijzing van de Amsterdamse plannen laat zien dat er een duidelijke noodzaak en visie moeten zijn voor zulke ingrijpende plannen.
In 2011 gaven de universiteiten van Zuid-Holland te kennen een strategische alliantie aan te gaan en deze samenwerking krijgt steeds meer trekken van een fusie. Ook de technische universiteiten praten over verregaande samenwerking en Wouter Bos moet van het VUmc-AMC het grootste academische ziekenhuis van Nederland gaan maken. Deze voornemens komen wederom voornamelijk vanuit de bestuurders van deze organisaties, zelden van de werkvloer.
De recente ontwikkelingen bewijzen dat bestuurders wel degelijk kunnen worden teruggefloten als zij verzaken de belanghebbenden te betrekken bij de besluitvorming. Het wegstemmen van de bètafusie valt binnen een steeds luider wordende stem om aandacht voor de eigenlijke taak van universiteiten. Nieuwbouw, reorganisatie en fusie leken een paar jaar geleden misschien nog tovermiddelen om wat leven in de brouwerij te krijgen maar inmiddels raakt de werkvloer uitgeput en uitgeperst.
Academici, onder meer verenigd in Science in Transition, keren zich steeds feller tegen de cijfermatige benadering van wetenschap en onderwijs. Een universiteit dient zich primair bezig te houden met het verzorgen van onderwijs van hoge kwaliteit en het doen van gedegen wetenschappelijk onderzoek.
Er is niets mis met ambitie, maar laat het wel een juiste en heldere ambitie zijn. Rankings, rendement en efficiëntie zijn bijzonder slechte maatstaven voor kwaliteit. De organisatie gaat niet langer zonder protest mee in de grootheidswaan van bestuurders.
ˆDit artikel werd 3 januari 2014 (in een iets andere variant) gepubliceerd in Trouw