Flickr/OXLAEY.com

Haar

Ze was nog maar twee maanden oud toen haar moeder overleed. De melk had de ziekte verhuld. In het begin zei haar vader dat niemand er iets aan kon doen. Toen ze ouder werd begon hij te drinken en zei hij ook andere dingen. En hij deed dingen, dingen met haar die niet konden. Drie jaar lang, van haar vijftiende tot haar achttiende, woonde ze bij een pleeggezin, een gezin met een vader en een moeder en met zusjes en broertjes. Na haar eindexamen woonde ze een tijd bij haar oom in Sneek, een alleenstaande boer, die ze nooit had gekend en die voortdurend zei: ‘Het is goed dat je hier bent’ en toen ging ze ook daar weg.

Ze praatte met niemand over het pleeggezin of over haar vader. Ze praatte eigenlijk over niets en dat wilde ze zo houden. Zo was het gegaan toen ze nog op school zat, zo moest het gaan nu ze van school was. Wat ze wel deed was tekenen. Ze probeerde zich voor te stellen hoe het zou zijn om naast haar moeder te zitten, tegen haar aan te zitten, op haar schoot te zitten. Soms tekende ze foto’s na die ze had. Of ze tekende nieuwe gezichten die vervolgens erg veel leken op haar moeders gezicht.

Zo was het gegaan toen ze nog op school zat, zo moest het gaan nu ze van school was

In de nieuwe stad ontdekte ze een fontein met bomen eromheen. Ze zat onder de bomen, haar voeten op het gras, en keek naar de verwaarloosde stenen fontein. Op de hoeken stonden zandstenen figuren. Sommige hadden brandplekken, twee beelden ontbraken geheel en al. Je kon de lege plekken zien waar ze hadden gestaan. Een van de gehavende figuren was een vrouw in een lange jurk en een hoed op. Er was op het beeld gekliederd, woorden en namen die ze vanaf hier niet kon lezen. Ze had de vrouw al een paar keer proberen na te tekenen, zonder de strepen en het snorretje. Er stond ook een jager op de fontein met twee rechthoekige hondjes. Aan zijn rechterschouder hing een geweer.

Ze was hier nu drie weken, in een stad die ze niet kende. Ze had de bus genomen over de Afsluitdijk, en daarna de trein. Ze had de reis ook in één keer kunnen maken, maar ze wilde over de Afsluitdijk. Ze wilde het water van het IJsselmeer zien dat als een spiegel schuin omhoog loopt en lucht wordt. Via internet had ze werk gevonden bij een natuurwinkel in Haarlem. Nu woonde ze al drie weken in een klein gestoffeerd kamertje in het Rosenprieel, op een zolderverdieping die ze deelde met een student Werktuigbouwkunde. De goudvis in de keuken was van hem. Ze was niet van plan terug te gaan, niet naar het pleeggezin, niet naar haar vader.

Op een zondagmiddag zag ze een man in het park die ze nog niet eerder had gezien. Hij droeg een blauw spijkerjack. Hij maakte de riem van zijn hond los, een bordercollie, en haalde een pakje shag te voorschijn. Rudy, dat was de naam van de hond. De hond snuffelde achter het bankje. Ze zag hoe de man aan zijn shagje likte met de punt van zijn tong. Hij ging niet naast haar zitten. De man bleef staan.

Ze voelde hoe hij naar haar keek. Ze ging verzitten, stopte haar schetsboek in haar tas. Ze dacht: ook vrouwen laten honden uit of ze gaan joggen in het bos. Meestal in een groepje gaan ze joggen, dat kan prima. Of ze gaan wandelen.

De hond plaste tegen de fontein.
Ze zou iets over het weer kunnen zeggen tegen de man.
Ze zou kunnen vragen: ‘Hoe oud is uw hond?’
Ze zou kunnen opstaan en zeggen: ‘Prettige dag.’
Dat waren allemaal mogelijke manieren.

(Ze hadden haar gezegd: doe nooit dingen die je niet wil doen. Ze hadden haar gezegd: je moet ook leren vertrouwen op mensen.)

Opeens zei de man: ‘Wat een eikels die dat gedaan hebben’ wijzend op de bekladde fontein. Hij drukte zijn shagje uit tegen de rand van de metalen vuilnisbak en wierp het stompje de bosjes in. Weer keek hij haar aan. Ze deed haar benen bij elkaar. De man wendde zijn blik af.

Mannen kijken soms op een bepaalde manier. Het voelt alsof hun ogen je lichaam fixeren. Het is net alsof ze door kleren heen kunnen kijken, en je kunt er niks tegen doen. Ze willen alles zien. Deze man keek nu ook zo, hij keek heel anders dan toen hij kwam aanlopen. Ze begreep niet waarom mannen dat deden. Die blik, die in een seconde kon veranderen. Ze kon er niet tegen, ze kon er helemaal niet tegen.

Mannen kijken soms op een bepaalde manier. Ze kon er niet tegen, ze kon er helemaal niet tegen

De man zei: ‘Je komt hier vaker hè? Volgens mij heb ik je eerder gezien.’
Ze wilde normaal antwoorden, wat was er nou eigenlijk aan de hand, maar het lukte niet. Ze dacht: er zijn genoeg plekken in de stad, ik kan gewoon een nieuw bankje zoeken. En dus stond ze op en liep weg.

Vlakbij de stadsschouwburg haalde ze haar schetsboek weer te voorschijn. Ze liet het op haar schoot liggen en keek lange tijd voor zich uit. Ze keek naar de bomen met groene bladeren. Ze keek naar de knipperende stoplichten. Ze keek naar het tegenoverliggende speelpleintje met zwarte rubberen tegels en naar een groepje kinderen dat tikkertje speelde tussen gekleurde wipkippen. Ze borg haar schetsboek op en ging naar huis.

De volgende dag op werk probeerde ze er niet aan te denken. Ze vulde de kratten met groenten bij. Ze veegde de vloer. Haar oudere collega’s bij de kassa praatten over een nieuwe film met Barry Atsma. Ze had nog nooit van de film gehoord, of van Barry Atsma. Een vrouw met een tatoeage op haar schouder kwam binnen. Haar zoontje duwde een mini boodschappenwagentje. Ze stelde zich voor hoe het zou zijn als ze zelf een tatoeage had. Een tekening die je niet kunt weggummen, die je niet kunt verbergen.

Thuis at ze de helft van haar bord met lasagne op en gooide de rest weg. Ze voerde de goudvis in de gemeenschappelijke keuken. Ze bleef voor het lichtgevende aquarium staan en keek hoe de vlokjes vissenvoer naar beneden dwarrelden. Het kleine roze mondje ging open en dicht tot het water weer helder werd. Ze wist niet of hij een naam had, ze noemde hem gewoon ‘vis’.
 De student was er nooit.

’s Nachts droomde ze van de man uit het park. In de droom was hij veel langer. Ze droomde dat de man zich over haar heen boog. Hij had hetzelfde blauwe spijkerjack aan. Ze probeerde te verbergen wat ze maakte. De man was sterker en hield haar handen vast en keek naar de tekening die op haar schoot lag. Hij werd boos. Hij vond het niks. Ze zag dat ze een man had getekend met zijn gezicht. Ze had een boswachter van hem gemaakt die een dode vis vasthield. De vis hing met zijn kop naar beneden. De grijze schubben glinsterden. De vis leek net vloeibaar metaal.

De volgende dag gooide ze al haar tekeningen weg waar mensen of dieren op stonden. Ze probeerde zich op andere dingen te richten. Ze ruimde de enige kast op die ze had – een Billy overgenomen van de vorige bewoner –, ze deed de helft van haar kleren weg. Ze bekeek natuurdocumentaires op tv, las een oude krant van voor tot achter, totdat ze elk bericht kende. 
Ze ging veel te laat naar bed. 

Ze drukte haar gezicht in het kussen en probeerde de beelden van bossen en rivieren terug te halen die ze op tv had gezien. Eindeloze donkergroene bossen waar geen mens in voorkwam. Ze genoot van de Engelse voice-over. Ze werd er rustig van. Ze zou willen dat er altijd zo’n voice-over klonk. Wanneer ze opstond, wanneer ze naar haar bijbaantje ging, wanneer ze naar bed ging. Een stem die in heldere taal vertelt wat er in haar leven gebeurt.

In haar dagboek schreef ze een lange brief aan haar oom waarin ze over de man vertelde. Ze schreef dat hij een beetje op hem leek, maar dan de kwade variant. Ze vertelde dat de man een hond had die niet luisterde. Hij had de hond waarschijnlijk vreselijk gevonden. Onderaan maakte ze een tekening van een plassende hond die ze daarna doorkraste. Op dat moment miste ze haar oom.

In haar hoofd ging ze opnieuw de straten af van de stad die ze nog maar nauwelijks kende. Ze zat op bankjes. Ze las de bordjes met straatnamen. Ze staarde naar een donkere etalage met levenloze paspoppen. Ze had zin om iemand te bellen, maar ze kon niemand bedenken met wie ze zou willen praten. Als ze vroeger in bed lag, doodsbang, keek ze naar de rand van het gordijn dat door het licht van de straatlantaarn werd beschenen. Langzaam veranderde het gordijn in een dier. De geplooide bruin-gele stof, het donkere tapijt op de grond, de houten rail aan het plafond. Dit was de grote cavia en ze dacht aan de cavia wanneer ze alle geluiden die van beneden kwamen probeerde te onderdrukken. Als ze de volgende ochtend wakker werd, bedankte ze de cavia. De cavia bewaakte de trap naar haar kamer. Soms lukte dat niet. Na de eerste keer dat een jongen haar had proberen te kussen op een schoolfeest, was de cavia verdwenen. De nachten werden moeilijker.

Een stem die in heldere taal vertelt wat er in haar leven gebeurt

Ze trok haar hemd uit en bekeek zichzelf in de spiegel.

Ze pakte pen en papier en tekende met kriegelige lijnen een meisjesgezicht met lange donkere haren. Ze pakte een tweede vel en tekende nu alleen de vorm van een gezicht, zonder ogen en zonder mond. Ze nam een schaar en knipte het eerste gezicht uit en legde dat op het tweede gezicht. Een tijdje schoof ze het uitgeknipte papier heen en weer. Ten slotte knipte ze de ogen, de neus en de mond uit en plakte die op het lege tweede lege gezicht.

Eronder schreef ze: een nieuw gezicht.

Ze ontbeet, nam een douche en waste haar haren. Ze fantaseerde hoe het zou zijn om tegen een jongen aan te liggen. Ze wilde er niet over fantaseren, maar het ging vanzelf. Ze dacht zelfs: als je daarna verdrinkt zal het niet erg zijn, want je voelt je gewichtloos en samen zul je zinken en zinken en elkaar vast blijven houden, totdat je zo koud bent geworden dat je niks meer voelt. Het douchewater gutste langs haar lichaam.
 Ze droogde zich af zonder te kijken. Het liefst zou ze een wetsuit dragen met een rits die niemand open krijgt. Ze föhnde haar haren. Ze kamde haar zachte lange haren en bond ze samen tot een dikke staart.

Toen pakte ze een schaar en knipte.

Voor een moment was ze volkomen verbaasd dat ze het lef had gehad. Ze deed een tweede en een derde elastiekje om de staart en legde het ding neer. Ze trok een hemdje aan en ging achter de computer zitten. Op de radio werd een hittegolf voorspeld.

De prijzen voor haar lopen uiteen. Twintig centimeter is het minimum. Als het haar goed is, dik en ongeverfd, kun je er zestig euro voor krijgen. Hoe langer, hoe hoger de prijs. Op een Chinese kapperssite werd er tweehonderd dollar geboden voor twintig centimeter blond haar. Ze had geen blond haar en ze vond het een vreemd idee dat er aan de andere kant van de wereld mensen waren die op blond haar zaten te wachten.

Ze pakte een grote envelop uit haar bureau en haalde een doorzichtig houdbaarheidszakje uit de keuken. Ze friemelde de paardenstaart in het zakje en sloot de strip. De staart lag als een harige bruine slang opgevouwen tegen het plastic. Ze draaide het zakje een paar keer in de rondte, zodat ze het van alle kanten kon bekijken. Ze hoefde er geen geld voor, ze wilde er simpelweg van af. Op de envelop schreef ze het adres van haar vader. Ze deed er een briefje bij met daarop: doe ermee wat je wilt, het is gewassen.

Toen pakte ze een schaar en knipte. Doe ermee wat je wilt, het is gewassen

Nadat ze de brief in een brievenbus had gedaan, liep ze langs de etalages. Ze sloeg een paar keer vluchtig de blik op en zag zichzelf. Ze streek door haar nieuwe haren, schudde het los. Het was goed om buiten te zijn, op straat. Ze had het gevoel dat de blikken van anderen haar niet meer konden raken, dat niemand haar meer aanstaarde. Ze had het gevoel dat ze vrij kon rondlopen, geluidloos als een ballon die boven de boomtoppen en velden uitzweeft – ja dat ze overal een tekening van zou kunnen maken alsof ze alleen nog maar een rondzwevend oog was en verder niets. Ze liep de winkelstraat uit en bekeek zichzelf opnieuw in de spiegeling van een raam. Ze dacht aan de fontein en de beelden. Ze dacht aan de nieuwe figuren die ze nog moest verzinnen om de lege gaten op te vullen. Figuren met hoeden, jurken, paraplu’s en wandelstokken. Een vrouw voor de rechthoekige jager. Een kind met een ballon en een brilletje. Ze zou gewoon een nieuw schrift nemen. Ze zou gewoon opnieuw beginnen.

Meer Verhalen
Gerelateerde artikelen
Reacties
Nog geen reacties.

Reacties zijn gesloten.

Naar boven