Als je recente essays, briefwisselingen en verkapte manifesten moet geloven, is er sprake van een politieke leegte in de Nederlandse letteren. Het probleem: literatuur verhoudt zich niet voldoende, of niet effectief genoeg tot de wereld van de schrijver en lezer. De literatuur gaat niet over de zaken die mensen het meest aangaan, maar blijft ronduit navelstaarderig, cerebraal. Als een auteur er niet voor kiest om een programmatische roman over, bijvoorbeeld, Vereniging Martijn, de gestage ontwikkeling van de technocratie of ideologische radicalisering te schrijven, maar verhalen wil schrijven over ‘normale’ mensen die ‘normale’ dingen doen, is er volgens sommige critici een probleem. Wat is er nog relevant aan een verslag van (voornamelijk) witte geprivilegieerde mensen die zwelgen in hun ‘luxeproblemen’ of verwarring?
Ook die critici moeten echter inzien dat de positie van een auteur minder vrijblijvend is dan dat zij hem voorstellen. Een schrijver kan geen objectieve maatschappijkritiek leveren vanuit vogelperspectief, omdat zij deel is van en voortkomt uit dit systeem. Omdat schrijvers ook geproduceerd worden door de gemeenschap waarin zij ingebed zijn, weerspiegelt hun literatuur die samenleving tot op zekere hoogte. Critici die vasthouden aan een programmatische poëtica gaan hieraan voorbij: zij zijn gefixeerd op het beeld van de schrijver die, als onafhankelijke criticus, de samenleving confronteert met haar gebreken. Maar de positie van de auteur is een complexere; hij/zij kan door een verslag op te tekenen vanuit een persoonlijke positie niet alleen stem geven aan een subject dat deel is van een grotere structuur, maar ook aan de hand van keuzes kritiek leveren op die maatschappij.
Een schrijver kan geen objectieve maatschappijkritiek leveren vanuit vogelperspectief
Twee jonge schrijvers praktiseren een vorm van literair engagement aan de hand van een zoekend schrijven: door romans en verhalen te schrijven die over worstelende schrijvers gaan en de zoektocht naar betekenis en geschikte politieke verhoudingen thematiseren.
De Amerikaanse dichter en romancier Ben Lerner bracht ‘het zoekende schrijven’ de afgelopen jaren onder de aandacht. Lerner schreef eerst enkele dichtbundels en debuteerde vervolgens met de roman Leaving The Atocha Station. In deze semi-autobiografische roman staan het zoeken naar betekenis en het denken over het politieke potentieel van kunst centraal. Lerner toont zich in zijn debuutroman terughoudend ten aanzien van dat potentieel; de protagonist wil niets liever dan dat geschreven kunst maatschappelijke en sociale invloed heeft, maar vreest dat de tijd waarin teksten revoluties konden ontketenen voorgoed voorbij is. Uiteindelijk kiest Lerner’s personage voor kunst als methode om de sociale situatie vast te leggen en te weerspiegelen.
In Lerners volgende roman, 10:04, is de schrijver zelf het hoofdpersonage. Op fragmentarische wijze beschrijft Lerner de nasleep van het onverwachte succes van zijn debuutroman en de leegte die hij verder ervaart. Naast gedachten over de commercialisering van de literaire wereld denkt Lerner hardop na over hoe hij zich als schrijver politiek in kan zetten. Terloops komt Lerner erachter dat hij niet kan koken, geen arbeid kan verrichten en daarom, volgens zichzelf, geen respectabel mens is: hij komt erachter dat hij voornamelijk voor zichzelf werkt en leeft. Intussen blijft hij schrijvend zoeken naar vormen van betrokkenheid.
Terloops komt Lerner erachter dat hij niet kan koken
Lerner mijmert over dichter Walt Whitman, die wel direct in de wereld stond: Whitman verzorgde bijvoorbeeld gewonde soldaten tijdens de Amerikaanse burgeroorlog. Via zijn zoektocht naar betrokkenheid in het schrijven komt Lerner ook andere manieren van betrokken zijn op het spoor. Hij maakt samen met Roberto, een acht jaar-oude jongen, een boek over dinosauriërs (ook opgenomen in de roman) en voelt zich net Whitman wanneer hij een jonge stagiair probeert te verzorgen na een overdosis. Tot slot helpt de schrijver zijn beste vriendin bij het krijgen van een kind door als donor op te treden; de laatste zet om zijn zelf-geconstateerde individualisme te overstijgen. Lerner vindt tekstueel geen oplossing voor het probleem van engagement, maar vindt blijkens zijn schrijven wel manieren om zich in zijn directe omgeving van belang te maken. Zijn geschreven zoektocht naar betrokkenheid, ook in het directe en soms kleine, distantieert zich dus nadrukkelijk van het hautaine solipsisme dat andere auteurs verweten wordt.
Een verhaal met een vergelijkbare benadering verscheen recentelijk in de Nederlandse letteren. Maartje Wortels verhaal De Schrijver II, plaatst de auteur wederom centraal. Wortel verruilt de observerende vertelstijl uit haar eerdere verhalen voor een directe en persoonlijke benadering. Het hoofdpersonage is schrijver Maartje Wortel die ‘hardop’ denkt over het schrijfproces, haar literaire helden en haar liefdesleven. Tussen deze gedachten door kronkelt het verhaal over het bezoeken van een oude liefde. Op sublieme wijze wisselt de auteur herinneringen af met huidige liefde en schrijversproblemen. Ook Maartje Wortel schrijft over een schrijver die met het engagementsprobleem kampt. Het deels verzwegen probleem wordt expliciet wanneer de schrijver zich herhaaldelijk afvraagt: “Wat heb jij de maatschappij te bieden?”
Maartje Wortel trekt in Schrijver II het persoonlijke naar het sociale
Maartje Wortel probeert in dit verhaal het persoonlijke naar het sociale te trekken. Niet alleen de politieke radeloosheid van de schrijver komt aan het licht, er is ook aandacht voor de complexiteit van (homoseksuele) liefde, binding en opwelling en het geheugen. Het probleem rommelt onder de oppervlakte van het verhaal, dat zelf, en dit is de functie van literatuur die de genoemde critici over het hoofd zien, de oplossing vormt. De zoekende schrijver maakt het verhaal zo persoonlijk mogelijk, juist om te ontdekken wat het verhaal voor anderen kan doen: mogelijk werkt het emancipatoir, bevrijdend of ontroerend.
Deze opvatting is overeenkomstig met de eindconclusie van Wortels künstlerroman IJstijd; hierin vindt een dwalende jongvolwassene betekenis tijdens zijn pogingen tot schrijven. Uiteindelijk ontdekt hij een andere werking van literatuur; door het delen van persoonlijke ervaringen wordt herkenning en afwijking toegelaten. Uit een persoonlijk portret kunnen universele, socio-maatschappelijke gedachten voortkomen, niet alleen relevant voor de zoekende schrijver, maar ook voor het lezend subject. Het verhaal als onderzoeking van mogelijk engagement, met als positief resultaat het verhaal zelf. Zulke literatuur maakt nóg uitgebreider gebruik van haar mogelijkheden dan boeken die kleine praktische bezigheden thematiseren zoals bij de vroege Lerner, door Wortel verwoord als ‘een huwelijk redden, illegalen opvangen, zwerfvuil opruimen’.
Recent werk portretteert de strijd met engagement van de schrijvers zelf
Het recente werk van Ben Lerner en Maartje Wortel portretteert de schrijvers zelf in hun strijd met engagement. Door het schrijfproces zelf vast te leggen, de twijfels te verwoorden en het verhaal persoonlijk en direct te houden, wordt de lezer bij het probleem en de oplossing betrokken. Dit zoekende schrijven maakt op een ander niveau contact met de lezer. Er is geen dialoog aan de hand van een zorgvuldig geboetseerd karakter, maar een blik op het meest menselijke en persoonlijke dat een auteur in fictie kan bieden: een momentopname van eigen zorgen en problemen en het onvermogen om hier een oplossing voor te bedenken. De lezer hoeft zijn leven niet te vergelijken met dat van een verstaand en gekunsteld personage om een les te kunnen deduceren; Lerner en Wortel geven inzicht in de meest herkenbare problematiek op de meest herkenbare wijze. Waar Dave Eggers met een beschrijving van het leven van een Soedanese vluchteling engagement op het universeel (en daarom abstract) menselijke bedrijft, bespiegelen Ben Lerner en Maartje Wortel veel meer de problemen van individuen uit een gemeenschap waar hun literatuur ook uit voort komt. Door het vastleggen van een persoonlijke literaire zoektocht wordt een overeenkomstige drang geëxpliciteerd. In dit persoonlijke ligt het politieke; de relaties en complicaties die de lezer zal herkennen.
Deze boeken geven geen sluitende oplossingen voor maatschappelijke problemen en pretenderen dat ook niet. Zij ontwijken de overkoepelende abstractie en durven problemen vanaf de grond te bekijken en te bespreken. De zoekende literatuur gaat voorbij de conceptie van ‘persoonlijke’ problemen, zoekt de breedte vanuit het individuele. De lezer krijgt geen oppervlakkige inkijk, maar wordt betrokken als een reisgenoot.