Het ontbreekt de westerse wereld aan toekomstperspectief. Dat is de conclusie van Nobelprijswinnaar Joseph Stiglitz in zijn boek The Great Divide. Er is geen visie meer die verder reikt dan het oplossen van de problemen van vandaag en morgen, met systeemcrisissen tot gevolg. Om tot nieuwe oplossingen te komen moet men weer utopisch gaan denken. Het geloof dat er een alternatief is voor het huidige politiek en economisch beleid wordt echter door veel hedendaagse politici verworpen. Angela Merkel noemde de neoliberale logica ‘alternativlos’ en volgens Bart De Wever ‘is er simpelweg geen alternatief’. Politiek gezien bestaat er een enorm wantrouwen tegen het schetsen van een alternatief toekomstperspectief. Politiek moet focussen op de problemen hier en nu en zich niet verliezen in alternatieve maatschappijbeelden.
Mark Fisher heeft dit capitalist realism genoemd: het geloof dat het kapitalisme het enige realiseerbare politiek en economisch systeem is en dat het onmogelijk is om er een coherent alternatief voor te formuleren. Er blijkt echter een politieke en culturele steriliteit schuil te gaan achter deze alternatiefloze aanvaarding van de status quo. Er wordt geen vooruitstrevend verhaal verteld, geen uitweg uit de crisis getoond. In plaats daarvan blijft men vasthouden aan vruchteloze antwoorden uit het verleden. Een afwijkend standpunt kan zelfs niet verbeeld worden. Dit lijkt het pijnpunt te zijn van het huidige emancipatoire en progressieve denken. Waaraan ligt dit?
Een toekomstverhaal is niet meer nodig, omdat we al in de best mogelijke wereld leven
Om dit te begrijpen moeten we een kleine omweg maken langs de manier waarop onze tijdsbeleving is veranderd. Deze ommekeer hangt samen met een ideologische verandering die ontstond in de jaren 90. Na ‘het einde van geschiedenis’, toen het toekomstperspectief van de grote ideologieën desintegreerde, trokken mensen zich terug in het heden. Geschiedfilosoof Francois Hartog duidde deze toestand in zijn boek aan met het ‘eeuwige heden’. Volgens Hartog is er na de val van het communisme een nieuw historiciteitsregime ontstaan. Het begrip ‘historiciteitsregime’ omvat de manier waarop we de tijd met zijn categorieën van heden, verleden en toekomst ervaren en onszelf daarin plaatsen. Het is de manier waarop de tijd in een samenleving wordt gerepresenteerd en voelbaar gemaakt. Hartog betoogt dat we na 1989 en de val van de Berlijnse Muur in een nieuw historiciteitsregime beland zijn.
De desintegratie van het communisme zorgde ervoor dat de enige reële ideologie die van het neoliberalisme was. Er was geen toekomstverhaal meer nodig, omdat we al in de best mogelijke wereld leefde. Waar het dominante historiciteitsregime er de afgelopen twee eeuwen voor zorgde dat mensen vurig geloofde dat de toekomst de plek van de hoop was, is er in het huidige regime vooral sprake van nostalgie. De toekomst, met haar ecologische en sociale rampen, is veranderd in een nachtmerrie en het heden is in dit nieuwe historiciteitsregime een gevangenis geworden. Het is pas sinds kort dat de muren van deze gevangenis aan het wankelen zijn gebracht door de financiële crisis. Nu we leven in tijden waarin voor nieuwe problemen nieuwe oplossingen gevonden moeten worden, is de vraag wat de waarde kan zijn van een utopisch verhaal. Kan utopisme nog een sociale functie hebben?
Gewoonlijk wordt utopisme gekenschetst als een politieke oriëntatie op een ideale samenleving. Zo was bijvoorbeeld de socialistische beweging in de 19e eeuw een utopische beweging die gericht was op gelijke rechten voor alle burgers, coöperatief eigendom en een meritocratie. Het bracht concrete wensen samen in een overkoepelend idee van hoe een ideale samenleving eruit moest zien. Sommige van deze idealen werden verwezenlijkt en brachten mensen dichter bij de ideale samenleving, andere idealen bleven wensen. Het belangrijkste was evenwel dat er een gemeenschappelijk idee was van hoe een samenleving eruit kon zien. Een idee dat we nu volkomen verloren hebben.
Utopisme is datgene wat niet gedacht kan worden in een samenleving
Anders dan de traditionele invulling van utopisme noemt de Amerikaanse filosoof Fredric Jameson utopisme datgene wat niet gedacht kan worden in een samenleving. Hij gaat uit van de stelling dat onze verbeelding gegijzeld zou worden door het productieapparaat van het kapitalisme. Daarmee bedoelt hij dat we niet in staat zijn om alternatieven te formuleren omdat we niet buiten onze ideologische gevangenis kunnen denken. In deze ideologische gevangenis worden onze waarden bepaald door traditionele ideeën die een bepaalde respectabiliteit hebben. Deze ideeën laten het ons niet toe om een radicaal programma te bedenken. Utopisme zou volgens Jameson daarentegen ten doel hebben om ons bewust maken van onze mentale en ideologische gevangenis. Door het verwoorden van een utopie worden de idealistische principes van de utopie in tegenspraak gebracht met de principes van de samenleving waarin ze verwoord worden. Elke utopie zou in deze zin uit zijn op een confrontatie tussen ideaal en werkelijkheid, tussen radicaliteit en traditionaliteit. In tegenstelling tot de traditionele opvatting van utopisme gaat het bij Jameson niet zozeer om de beweging naar de idealen toe, maar eerder om de explicatie van andere waarden die ons bewustmaken van onze verborgen veronderstellingen.
Aangezien we in onze huidige samenleving leven onder een historiciteitsregime dat het heden voorrang verleent boven de toekomst verliest de traditionele opvatting van utopisme haar geldigheid. Ze kan haar rol als sturend narratief niet meer spelen. Dit is ook de opvatting die veel Europese leiders verwerpen. De invulling van Jameson is daarentegen erg interessant en bruikbaar. Hij wijst ons erop dat onze verbeelding in een tunnelvisie terecht is gekomen. We laten ons onbewust leiden door de overtuiging dat er geen alternatief is voor onze huidige samenleving en dat we nieuwe problemen met oude antwoorden proberen op te lossen. Jameson wijst ons erop dat utopisme nu in eerst instantie een verzetsdiscours is. Het is een vorm van symbolisch verzet dat gericht is op een articulatie van onze mentale grenzen en onze verbeelding moet verbreden. Pas nadat er nieuwe, onverwachte en onhaalbare ideeën bedacht zijn, kan er op basis van deze ideeën misschien een origineel toekomstperspectief ontstaan.