Afgelopen zomer had ik de Uitmarkt aan de lijn, of ik voor niets bands en artiesten kon leveren die voor niets kwamen optreden. Schaamteloze context: de Uitmarkt is een grootschalig festival in de Amsterdamse binnenstad, het is de landelijke opening van het culturele seizoen en bestaat ter bevordering van de Nederlandse opkomende artiest. Het is een van de best gesubsidieerde clubjes in de Amsterdamse muziekwereld en ontvangt in totaal bijna 1 miljoen aan gratis geld. Tegelijkertijd genereert het festival een half miljoen bezoekers en kent het een totaal publieksbereik van 8,5 miljoen. Dit publieksbereik bestaat nagenoeg uit het volledige Nederlandse media-arsenaal inclusief NOS, EenVandaag en grote radiostations. Om een en ander in perspectief te plaatsen: dit is meer dan het gemiddelde publieke bereik van een politieke partij in de Tweede Kamer. Zo wil ik ook wel een feestje houden, maar dan écht ter bevordering van de opkomende artiest, en dan met name ter bevordering van het slechte betaalklimaat in Nederland muziekland.
Ik had weinig tijd nodig om het telefoongesprek met een negatief antwoord te beëindigen. Zo’n verzoek maakt echter veel duidelijk over het subsidiebeleid van de overheid en de negatieve gevolgen voor de muziekindustrie. De Uitmarkt ontvangt subsidie omdat het als doel heeft podia en opkomende artiesten te promoten bij een breder publiek. Dat is een uitstekend initiatief wat al 37 jaar lang voor elkaar gebokst wordt. De jaarrekening biedt echter een treuriger beeld: de kantoor- en organisatiekosten zijn namelijk exact gelijk aan het immense bedrag dat tientallen fondsen, sponsors én de overheid cadeau doen. De artiest zelf komt uiteraard niet voor in dit financiële kunstwerk. Het is een voorbeeld van het reilen en zeilen in de Nederlandse cultuursector, een sector die voornamelijk is gebaseerd op dergelijke stichtingen en door de overheid gesubsidieerde instituten. Ook de muziekwereld is hier voor een belangrijk deel op gebaseerd. Denk bijvoorbeeld aan het grote 3FM en 3voor12. Zo hoort dat misschien ook, maar we mogen de overheid daarom wel verantwoordelijk stellen voor de controle van deze uitgaven.
De Uitmarkt is een van de best gesubsidieerde clubjes in de Amsterdamse muziekwereld
Het is nog maar de vraag hoeveel baat de Nederlandse artiest heeft bij het (ongecontroleerd) subsidiëren van initiatieven als de Uitmarkt. Het betaalklimaat waar artiesten in verkeren is namelijk slecht. Uiteraard kunnen artiesten ook welvaren met goede promotie in ruil voor betaling, maar in het geval van de Uitmarkt is de subsidie die ermee gepaard gaat het hete hangijzer. Doordat de overheid organisaties steunt die nog steeds weigeren artiesten te betalen, wordt het slechte betaalklimaat juist aangemoedigd. Het zal alleen ten positieve kunnen veranderen als muzikanten en hun managers stoppen medewerking te verlenen aan organisaties die weigeren een tegenprestatie te leveren. In Ierland zijn er initiatieven gestart waarbij lokale muzikanten er een soort kartelvorming op na houden en onderling een minimum gage afspreken om dit probleem tegen te gaan. De podia zijn daar zeker niet verdwenen, integendeel zelfs. Dit is misschien ook iets om in ogenschouw te nemen bij veel Nederlandse bars en restaurants, want vooralsnog is er nog nooit iemand gratis komen koken of tappen in je repetitiehok. En dan heb ik het niet over een snelle maaltijd, maar een met passie gebracht driegangenmenu inclusief charmante bediening. Parkeerkosten zijn voor rekening van de restauranteigenaar.
Het debacle van de Uitmarkt brengt mij terug naar de commotie die ontstond ten tijde van de cultuurbezuinigingen in 2011. Het kabinet besloot de vele kunst- en cultuursubsidies onder de loep te nemen. Het is dezelfde tijd waarin het begrip ‘linkse hobby’ voorgoed onderdeel werd van de Nederlandse spreektaal. Facebook stroomde toentertijd vol met profielfoto’s met kruisjes die symbool stonden voor het protest tegen de duivelse bezuinigingen, maar ik bleef sceptisch. Sceptisch over de klaarblijkelijke angst dat de cultuur waar wij Nederlanders trots op zouden zijn en die we collectief in hart en nieren uitdragen, zonder subsidie opeens plotseling zou verdwijnen. Kunstmatig in leven gehouden cultuur lijkt namelijk te impliceren dat deze cultuur al op voorhand onder een verkeerde noemer schuilging en dus helemaal geen cultuur genoemd had mogen worden. Het geheel van geestelijke verworvenheden van een volk wordt namelijk voortdurend geproduceerd in het denken en doen van elk lid van dit volk. Het verminderen van subsidiestromen zal deze cultuurproductie dus onmogelijk kunnen stoppen. Zo verschenen er in die tijd volstrekt subsidie-afhankelijke fenomenen aan de oppervlakte als verheven, maar tegelijkertijd holle identiteiten. Juist vanwege dit laatste moesten de instanties die deze fenomenen claimde te vertegenwoordigen, tegen beter weten in, wanhopig in stand gehouden worden. Het is een verschijnsel dat gelijkenis vertoont met de vele zoekende studenten op universiteiten en academies die schuilgaan achter een zelfverkozen illusionaire identiteit van schrijver, filosoof of kunstenaar. Een dwaling waar ik me in mijn beginjaren van mijn studie ook schuldig aan maakte. Het doet me denken aan de cynische woorden van Spinvis in zijn nummer Smalfilm: ‘Als ik uitga ben ik een fotograaf en ik ben schrijver als ik vrienden bezoek.’
Kunstmatig in leven gehouden cultuur had al op voorhand geen cultuur genoemd mogen worden
Wat de holle identiteit van een cultuurfenomeen en de illusie van de dwalende student met elkaar te maken hebben, is dat er in beide situaties sprake is van een misleidend beeld. En dit beeld sijpelt onbewust, maar soms ook gevaarlijk doelbewust, door in het oerwoud van de omvangrijke, bijna oncontroleerbare subsidiestroom. Het betreft dan niet alleen (over)gesubsidieerde instituties, maar ook personen zelf! Deze subsidiëring kan, zoals blijkt in de muziekwereld, haar doel volledig voorbij schieten. Misbruik dat ondanks de cultuurbezuinigingen van 2011 nog steeds aan de orde van de dag is. Daarnaast kan het ook innovatie en slim ondernemerschap lam leggen. Bedenk bijvoorbeeld wat je als ondernemer allemaal zou kunnen doen met de luxe van het miljoenen publieksbereik dat de Uitmarkt geniet. Gelukkig zijn er in de culturele sector ook veel initiatiefnemers die, net zoals de artiest zelf, vanuit een grote passie werken en de cultuursubsidies juist recht aan doen. Het Amsterdamse Concertgebouw bijvoorbeeld bewijst dat ondernemerschap cultureel verantwoord programmeren niet in de weg hoeft te staan: slechts 5% van de inkomsten bestaat uit subsidie. Chapeau!
dit artikel slaat de spijker op zen kop
dit soort misstanden zie je door het hele land
de Uitmarkt heeft vooral sponsoren, geen subsidie. Dus is een vrij slecht voorbeeld.
@Lars
€223.000 subsidie op jaarbasis op een totaal budget van €910.000, dan gaat het toch al snel om een kwart van het budget aan subsidies. Dat vind ik nogal wat. En het lijkt er niet op dat die gelden gebruikt worden waarvoor ze bedoeld zijn. Dus het artikel maakt wel degelijk een punt, al lijkt het in het artikel genoemde subsidiebedrag inderdaad niet te kloppen.
Wat ik genoemd heb is dat de Uitmarkt bijna een miljoen aan gratis geld binnen krijgt en dat dit bestaat uit fondsen, sponsors EN overheidssubsidie. De fondsen en overheidssubsidies zijn samen goed voor 280.000 euro. Dat er naast dit bedrag ook commerciele sponsors zijn aangetrokken is geen reden om hier geen vraagtekens bij te mogen stellen. Oftewel: Pas als bedrijven minder geld sponsoren mogen we het over die 280.000 hebben? Dat zou jammer zijn, want het siert de Uitmarkt juist dat ze zoveel sponsors hebben kunnen aantrekken.
De kunsten en subsidie, ik heb jarenlang tussen de handophouders gewerkt. Regel is om zoveel mogelijk binnen te halen.
De Nederlandse filmindustrie bijvoorbeeld, De totale som van subsidie per jaar in die kringen is net zo hoog als de gehele opbrengst aan kaartverkoop. Kortom, totaal niet rendabel.
Maar onze filmmakers, crew en actreutels leven er geweldig van. De rode loper zou bedrukt mogen worden; dit tapijtje is tot stand gekomen door het filmfonds. Maar helaas gebeurt dat niet.
Het filmfonds wordt namelijk graag uitgenodigd voor premières.