Is de laatste roman van Houellebecq satire, maatschappijkritiek, een verholen pleidooi voor de islam of juist een schotschrift tegen de zogenaamde ‘islamisering van het Avondland’? Dergelijke vragen staken de kop op toen het boek vorig jaar, rond de tijd van de aanslagen op Charlie Hebdo, werd gepubliceerd. In die dagen dat iedereen Charlie was, moest de promotietour worden afgeblazen, wist iedereen desondanks dat Houellebecq een islamitisch toekomstscenario voor Frankrijk had bedacht en waren eerste lezers teleurgesteld over het toch niet al te sensationele gehalte van de roman. Andere lezers begonnen dubbele lagen te ontdekken en de ware intentie van Houellebecq bloot te leggen – zo zou het boek eigenlijk laten zien hoe de gematigde islam de westerse beschaving vernietigt, zoals Christiaan Weijts zeker schijnt te weten.
Een jaar later zijn we een nieuwe aanslagenreeks in Parijs en een nieuw jaar van anti-islamitische hetze verder. De vluchtelingenproblematiek helpt populistisch rechts in heel Europa aan grote electorale successen. Ondertussen bezet een nieuwe linkse alliantie, ondanks de nog altijddurende noodtoestand in Frankrijk, nu al vele weken het Place de la République in Parijs. Kortom, ‘Europa’, de EU, de ‘westerse beschaving’, het ‘Avondland’ staat voor een problemencomplex van een proportie die uitnodigt om van een algemene crisis te spreken - in plaats van losse crises, zoals de Euro-, de Griekse en de vluchtelingencrisis. Misschien moeten we Onderworpen niet als een stellingname voor het één of het ander lezen, zoals bijvoorbeeld Weijts overduidelijk doet, maar als een diagnose van die crisis, als een voorgevoel van wat er op het spel staat in het hedendaagse Europa.
Ben Abbes is geen al-Baghdadi maar lijkt meer op een christendemocraat
Onderworpen speelt zich af in de (nabije) toekomst, waarin Mohammed Ben Abbes, een vertegenwoordiger van de gematigde politieke islam, de nieuwe president van Frankrijk wordt. Lezers die een soort zwartgallige sharia-gruwelijkheid hadden verwacht, vergissen zich in Houellebecqs vermogen om de spanning tussen dystopie en utopie vol te houden. Ben Abbes is geen al-Baghdadi maar lijkt meer op een charismatische, intelligente christendemocraat, een visionair bovendien (in feite een soort Abraham Kuyper met massa-aanhang). Het eerste deel van de roman staat in het teken van de verkiezingsstrijd en het parallel daaraan verlopende ontwaken van de politieke interesse van de hoofdpersoon François. François is een lethargische, vereenzaamde letterkundige die aan de Sorbonne doceert en gespecialiseerd is in het werk van Joris-Karl Huysmans, bekend als schrijver van de ‘bijbel’ van de decadente literatuur.
Als typisch houellebecqiaans personage schuift hij kant-en-klaarmaaltijden de magnetron in, heeft hij betekenisloze affaires met jaarlijks doorwisselende studentes en gelooft hij als ouder wordende man niet in liefdesrelaties met vrouwen van zijn leeftijd. Over de vraag of hij een ‘decadent’ leven leidt, gezien François’ literaire specialisatie een terechte, komen we later te spreken. Als politiek ongeëngageerd individu is hij vooralsnog een kluizenaar in de merkwaardige ivoren toren die academia kan zijn. Daar komt pas verandering in als de presidentsverkiezingen een ongekende sensatie blijken te worden. Zowel traditioneel links als conservatief rechts zinken af naar electorale irrelevantie, de werkelijke strijd speelt zich af tussen de gematigde politieke islam enerzijds en het rechts populisme van het Front National anderzijds. Frankrijk lijkt op het randje van burgeroorlog te verkeren.
Omdat de universiteit tot na de verkiezingen gesloten zal zijn – en uit voorzorg – vertrekt François naar het platteland. Zijn vriendinnetje Myriam, dat hij als het hoogtepunt van zijn liefdesleven beschouwt, vertrekt als Joodse naar Israël, uit angst voor een islamitisch regime in Frankrijk. François realiseert zich dat hij vanaf nu echt eenzaam zal zijn. Daarmee begint zijn dolende bestaan. Houellebecq heeft een speciaal talent voor het weergeven van de troosteloze ellende van de eenzaamheid van de westerse mens (man). Dat hij zich bewust richt op wat wringt in de maatschappij zal vanzelfsprekend tot dichterlijke overdrijvingen leiden; de banaliteit van François’ seksbeleving heeft bijvoorbeeld iets karikaturaals. Toch moeten we juist hier de schrijver uiterst serieus moeten nemen. In Elementaire deeltjes al fileerde Houellebecq onverbiddelijk de seksuele en culturele bevrijdingsbeweging van de westerse maatschappijen vanaf de jaren zestig.
Voorbij rechts en links wijst Houellebecq op de vermarkting van de Europese cultuur
Een enigszins rigide linkse lezer zou daarin zoiets als een conservatieve cultuurkritiek van onze recente sociale geschiedenis kunnen ontwaren. Maar we moeten ervoor waken Houellebecq te snel in een ‘hokje’ te plaatsen. Voorbij rechts en links wijst Houellebecq met name op de verwording van de Europese cultuur tot een markt die in toenemende mate kapitaliseert op seksuele begeerte. Die diagnose is misschien te verhelderen met Foucaults analyse van het neoliberalisme. Kort gezegd komt het er daarin op neer dat het neoliberale regime geen directe invloed uitoefent op het economische subject, maar indirect, via zijn omgevingsfactoren. De mens wordt omgevormd tot een homo economicus als ondernemer van het zelf: hijzelf is zijn eigen kapitaal. Sociale relaties, zelfs de meest intieme, worden getransformeerd tot investeringen van dit kapitaal. Het kapitaal dat het zelf zelf is.
Even genadeloos typeert Houellebecq het marktmechanisme wanneer het doordringt tot in alle sociale relaties: wie een ‘slecht’ zelf heeft of zijn eigen kapitaal niet goed weet in te zetten, is de pineut. Dat de schrijver daarin ook de meer links geïnspireerde, sociaal progressieve, min of meer revolutionaire bewegingen van de jaren zestig en zeventig betrekt, levert een misschien al te pessimistisch beeld op. Maar wel een beeld met genoeg waarheid erin om ontstellend te zijn. Want ook als de vervreemding, de culturele Verelendung en de vereenzaming waarmee de moderne maatschappij vaak getypeerd wordt, moeilijk toe te schrijven zijn aan losbandige commune-hippies, werpt Houellebecq alsnog een existentiële vraag op die tot nu toe geen vaste plek in het ‘publieke debat’ heeft: wat blijft er van de Europese cultuur over wanneer die in niks anders wortelt dan het marktprincipe? Is er dan überhaupt nog sprake van cultuur? Het antwoord dat Houellebecq in de figuur van François geeft, lijkt negatief uit te vallen. We moeten ons hier natuurlijk afvragen in hoeverre dit personage symbool kan staan voor een heel land, een hele cultuur.
Vanzelfsprekend is François niet het type romanheld met wie de lezer zich gemakkelijk vereenzelvigt. Vanzelfsprekend, omdat François wel erg weinig doet om sympathie op te wekken. Eerder symboliseert hij een uiterste positie. Dat wil zeggen: François is een blanke man van submiddelbare leeftijd met een voorspoedige academische carrière en als letterkundige een cultuurdrager. Hoe zou het met zo iemand überhaupt ‘mis’ kunnen gaan? Dat dus juist iemand die in principe alle privileges van het westerse leven geniet, overmand wordt door een ervaring van de betekenisloosheid daarvan, mag op z’n minst als veelzeggend gelden. Want enerzijds wijst dat op een soort uitputting van de cultuur zelf, het onvermogen van de cultuur om zoiets als een betekenisvol thuis te faciliteren. Anderzijds richt het de blik op de groepen die überhaupt die privileges niet genieten. In Onderworpen zijn dat aan de ene kant de gemarginaliseerde maar demografisch groeiende moslims van de banlieues, aan de andere kant de vertegenwoordigers van de gemarginaliseerde blanke onderklasse. Beide bewegingen kunnen gezien worden als een reactie op het onbehagen in de cultuur waarvan François een representant is.
Het einde van het Westen lees je af aan François' escapades met escorts
Dat het er met ‘onze’ westerse maatschappij niet al te best voorstaat, wordt misschien wel het duidelijkst aan de seksuele escapades die François met verschillende escorts heeft. Abbes is dan al geruime tijd aan de macht en het gaat voorspoedig met Frankrijk: het land beleeft zelfs een optimisme dat het sinds de naoorlogse decennia van wederopbouw niet meer gekend heeft. Maar François, die besluit niet terug te keren naar de nu islamitische Sorbonne, gaat met pensioen – een buitengewoon riant pensioen overigens, met dank aan de Saoedische sponsoren – en kwijnt steeds verder weg. Het is in deze dolende fase dat hij begint te experimenteren met escorts. Zijn escapades zijn eigenlijk nauwelijks escapades te noemen, die term zou nog te sterk, te romantisch zijn. Wat zich afspeelt is iets veel banalers: François consumeert seks. Daarbij zijn niet zo zeer de vrouwenlichamen zelf tot product geworden, als wel het genot als zodanig, dat door de vrouwen aangeboden wordt.
De seks die hij met hen heeft is dan ook zonder enig exces, er wordt geen enkele grens overschreden. Want consumptie is in onze maatschappij per definitie een goede zaak, ook als het consumptiegoed in kwestie seksueel genot is. De morele taboes hierop zijn vanaf de jaren zestig en zeventig immers geslecht. Maar in plaats van dat die morele bevrijding tot de verdere emancipatie van (vrouwelijke) seksualiteit leidde, lijkt seksualiteit nu in combinatie met het marktdenken niks meer of minder te zijn geworden dan… een nieuwe markt. En men zou kunnen stellen dat seksualiteit als markt haar emanciperende werking heeft verloren. Zo bezien krijgt het onbevredigende van François’ ervaring met de escorts – hij neukt zonder moe te worden of genot te ondervinden, als een soort ambtenaar aan het werk – nog een extra lading. Niet alleen weerspiegelt de monotonie van de genotloze consumptie van genot onze neoliberale samenleving. De misogynie die zich onder de mannelijke blik van François openbaart in de vermarkting van seksualiteit duidt op het stranden van het Europese project van emancipatie.
Op de teleurstellende experimenten met de escorts volgt dan een reeks lichamelijke kwalen die François tot ontstellende dieptes van aftakeling brengen. Het is de meesterlijke galgenhumor waarmee Houellebecq dit verval beschrijft, die de lezer in staat stelt zich in te leven in de ongelukkige hoofdpersoon, zelfs met hem te sympathiseren. Vooral wanneer deze uiteindelijk een emotionele breakdown beleeft, op dat punt de logische consequentie van zijn ondraaglijke eenzaamheid. In een poging zijn hunkering te stillen naar zoiets als spirituele genezing van de betekenisloosheid van zijn bestaan, vertrekt hij naar het klooster waar ook Huysmans na diens bekering tot het katholieke geloof zijn intrek had genomen. Het echec dat zich hier vervolgens voltrekt, zou je kunnen zien als de directe pendant van de mislukte genotconsumptie. Niet alleen is de moderne Europese beschaving als markt volledig zinledig geworden, ook het oude spirituele Europa – de katholieke moederkerk die ooit als synoniem gold voor het Westen als zodanig – heeft haar betekenis verloren. François houdt het in ieder geval maar enkele dagen uit en zet het vervolgens op een vreugdeloos zuipen.
François lijdt aan de decadentie die Nietzsche in Der Antichrist aan het christendom toeschrijft
Zowel de vlucht voorwaarts als de vlucht achterwaarts zijn onmogelijk geworden. François is in een patstelling gelopen, een doodlopende weg, en lijkt niks anders te kunnen dan eenvoudig voortbestaan. Om op een aan het begin opgeworpen vraag terug te komen: is dat decadent? Het lijkt hier niet onterecht om Nietzsche erbij te halen; in de laatste delen van het boek figureert Nietzsches denken op latente maar misschien wel doorslaggevende wijze, en blijkt François meer dan vertrouwd met hem te zijn. In Der Antichrist stelt Nietzsche dat decadentie neerkomt op een overschot aan onlust aan de werkelijkheid. Wie decadent is, lijdt aan de werkelijkheid, en wie aan de werkelijkheid lijdt, onderwerpt zich aan de levensontkennende moraal van het christendom, en is in feite een nihilist. Een nihilist van dit type is volgens Nietzsche niet in staat tot het scheppen van nieuwe waarden en blijft in zekere zin ‘ziek’, gemankeerd. Het lijkt me dat François zonder meer tot dit type gerekend kan worden. Nietzsche echter spreekt over de gehele Europese beschaving; de vraag is nu, doet Houellebecq dat ook?
Welnu, daar valt wat voor te zeggen. Het beeld dat Houellebecq van het hedendaagse Europa schetst is er een van een cultuur zonder thuis, een unheimliche cultuur waarin alles warencirculatie is, waarin magnetronmaaltijden even weinig genot opleveren als vrouwen, die net zo bestelbaar zijn als ieder ander ‘product’; waarin de hel niet meer de anderen is maar de eenzaamheid. En ook uit het spirituele verleden van Europa is niet meer te putten: de afstand tot het katholicisme als zingevend geloofssysteem is net zo groot geworden als tot iedere andere spirituele heling, de religie net zo zeer slechts een individuele optie binnen een onverschillige liberale maatschappij. De lethargie van het hedendaagse bestaan, de banaliteit van de sleur, de betekenisloosheid van de consumptie; wijst dat niet allemaal op de decadentie van Europa, op haar onvermogen tot de creatie van waarden? Hedendaags rechtsconservatief, van Vladimir Poetin tot Thierry Baudet, wil het ons doen geloven. Het boeiende, ja, misschien wel het opwindendste aan Onderworpen, is dat – in die roman – het enige antwoord op de ervaring van deze decadentie van Europa nu juist dát is wat al eeuwenlang op steeds nieuwe wijzen als het Andere van het Westen wordt ge(stereo)typeerd: de islam. In Onderworpen wordt de islam opgevoerd als de, om het weer met Nietzsche te zeggen, Umwertung aller Werte – de omkering van alle waarden – die het Westen zo hard nodig lijkt te hebben.
Die move van Houellebecq leidt tot de verbazingwekkende reacties in het literaire domein van het publieke debat, die bovendien het volle vermogen tot controverse van deze roman onthullen. De reeds genoemde Weijts, bijvoorbeeld, meent dat ‘het boek een diagnose [stelt] die nog veel schokkender is dan islamkritiek alleen. Want de pijlen richten zich hier vooral ook tegen de westerse samenleving die die sluipende islamisering zomaar toelaat.’ Bovendien wordt de westerling op slinkse wijze ‘gekocht’ door ‘exotische lekkernijen’ als polygamie en Saoedische oliedollars, en is het de ‘zogenaamde’ gematigde islam die als een ‘Trojaans paard’ de week geworden westerling verleidt tot opgave van de verworvenheden van zijn eigen cultuur, zoals feminisme, de consumptiemaatschappij en ‘de Verlichting’. Onderworpen is daarmee overduidelijk keiharde islamkritiek.
De vrijheid waarop het westen zich zo beroemt is de betekenisloze vrijheid van een markt geworden
In deze bespreking gaat bijna alles fout wat er fout kan gaan wanneer men het debat over de toestand van Europa in termen van de salonfähig geworden islamofobie (‘islamkritiek’) voert - wie denkt dat Houellebecqs roman gaat over het westerse onvermogen om ‘de islamisering’ tegen te houden, moet wel veronderstellen dat er überhaupt zoiets bestaat. Weijts roept het nogal hysterische beeld op van een Europese beschaving die te zwak – te decadent? – zou zijn om zich nog te verweren tegen de verleiding van het exotische, en maar al te graag haar verworvenheden te grabbel gooit. Waar het werkelijk om draait is dat die verworvenheden ofwel op een totale deceptie zijn uitgelopen ofwel überhaupt nooit zijn ‘verworven’. De vrijheid waarop het Westen zich zo beroemt, is, zoals Houellebecq ruimschoots duidelijk maakt, de betekenisloze vrijheid van een markt geworden; zie onze premier die onze vrijheid typeert als het frequenteren van terrasjes. Als de maatschappij zich zodanig neoliberaliseert dat er geen keuze overblijft dan die tussen consumptie of eenzaamheid, dan is het die maatschappij zelf, ‘onze’ beschaving, die zichzelf opheft, niet een verleidelijke Oriënt. Daar komt bij dat de verworvenheid van het feminisme, zoals in Onderworpen blijkt uit de manier waarop Francois een doorgekapitaliseerde en daarom misogyne positie symboliseert, absoluut niet is voltooid; de betekenisloosheid van vrouwen voor François is perfect verenigbaar met het functionaliseren van vrouwen in het polygame huwelijk. Die continuïteit van achterstelling van vrouwen toe te schrijven aan zoiets als de ‘islamisering van de cultuur’, zoals Weijts min of meer expliciet lijkt te doen, is volslagen bespottelijk; zie de dieptepunten van de autochtone omgang met de verworvenheid van het feminisme tijdens de actie van de Feministen voor verzetsspray.
Nee, als er al zoiets speelt als het verval van de Europese beschaving, dan heeft die dat volledig aan zichzelf te wijten. Dat blijkt ook uit het demasqué van Huysmans. Wanneer François, die gevraagd is een uitgave van het volledige werk van Huysmans te annoteren en daarmee zijn intellectuele leven weer oppakt, een voorwoord voor die uitgave schrijft, komt hij tot een ontluisterend inzicht. Huysmans, de decadente schrijver, hunkerde in feite naar niets anders dan het comfort van een burgerlijk, huiselijk leventje, met af en toe het genot van een ‘uitspatting’ met een hoer. Houellebecq lijkt daarmee te zeggen dat men, de mens, de man, in feite niks verlangt dan burgerlijk comfort. Als de schrijver al kritiek uitoefent, dan is het ofwel precies daarop, ofwel op het onvermogen van de westerse maatschappij om aan dat verlangen nog langer te voldoen – of het te overwinnen. Zoals gezegd, in Onderworpen is het de islam die de verlossersrol voor de uitzichtloosheid van de Europese toestand speelt, en dat kan juist omdat de Europese mens/man zich nooit zelf heeft geëmancipeerd van het verlangen naar geordende, patriarchale, burgerlijke verhoudingen. Waar dat wel gebeurde, nam het markprincipe de ontstane vrijheid over. Het verbaast dan ook niet dat François zich aan het slot van de roman tot de islam bekeert: het is zijn enige optie geworden om een einde te maken aan de dolende eenzaamheid waarin de moderne westerse maatschappij hem heeft gestort. Het is zijn enige optie omdat hij zich niet realiseert dat hij al te innig verbonden is met die maatschappij.
Is het geloofwaardig dat de islam binnen afzienbare tijd in Europa de politieke macht zal overnemen en de sharia zal invoeren? Gezien de hetze die al jarenlang tegen de Europese islam wordt gevoerd lijkt me dat hoogst onwaarschijnlijk – zie Weijts’ verwerping van de mogelijkheid van een gematigde islam. Wat wél geloofwaardig is aan Onderworpen, is het irrelevant worden van de traditionele scheiding in de politiek tussen rechts/liberaal en links/sociaal. In Houellebecqs roman wordt die tegenstelling vervangen door die tussen autochtoon-populistisch en de gematigde politieke islam. Maar aangezien het ontstaan en dominant worden van die laatste in werkelijkheid volkomen onrealistisch is, blijft alleen nog de strijd tussen populistisch enerzijds en neoliberaal in alle schakeringen anderzijds over. En hierin bestaat de hedendaagse crisis van de moderniteit die Houellebecq signaleert: de bekennende vertegenwoordigers van die moderniteit hebben in toenemende mate de Europese cultuur omgevormd tot een markt, iedere culturele zingeving zodoende onmogelijk gemaakt en het Europese project van emancipatie verraden. Daartegenover staat als enige onvervalste volksbeweging het rechtspopulisme. Dat heeft echter, door min of meer onverholen patriarchaal, pseudo-traditioneel en in feite anti-Verlichting te zijn, het Europese project van moderniteit als zodanig de rug toegekeerd. In die situatie speelt de islam eigenlijk helemaal geen eigenstandige rol maar dient slechts als projectievlak van een veel algemener en potentieel gewelddadig onbehagen (denk aan de verwantschap van het spookbeeld van de ‘islamisering’ met dat van de Verjüdung). Zoals het huidige rechtspopulisme de islam slechts als projectievlak van iets veel diepers, diffuus en nog onhelder uitgesproken, gebruikt, zo voert ook Houellebecq de islam niet omwille van zichzelf op. De westerse beschaving is in feite allang dood, dood door de degenen die tegenwoordig in naam daarvan politiek bedrijven. De islam in Onderworpen is niet de oorzaak maar slechts de affirmatie van die dood. De islam in Onderworpen is de allegorie van de begrafenis van een reeds gestorven Europese cultuur, niet de moordenaar. De roman werpt de vraag op wat er voorbij die dood ligt. Ik zou zeggen dat het begin van een antwoord daarop op dit moment op het Place de la République te vinden is.