Adi Holzer, ‘Die Sintflut’ // Wikimedia Commons

De invloed van immigratie-metaforen

Een storm van verontwaardiging raasde de afgelopen weken over Nederland nadat De Telegraaf schreef over een ‘asielplaag’. Nog veel vaker gebruiken journalisten, politici en beleidsmakers in de discussie rondom immigratie metaforen die met water te maken hebben: van Geert Wilders’ ‘tsunami van islamisering’ tot de Rijksoverheid die meldt hoe groot de ‘asielstroom’ per week is.

De water-metafoor is niet nieuw, maar domineert wel in toenemende mate het debat rondom immigratie. Een rondje door de digitale krantenbank leert dat in de periode 1991-2013 de term ‘asielstroom’ 228 keer voorkwam in geschreven media. Ter vergelijking: de afgelopen drie jaar – een vier maal zo korte periode – leveren al 760 resultaten op.

Is dat erg? Je zou kunnen zeggen van niet. Het zijn immers maar woorden. Wat maakt het uit of we spreken over ‘asielstroom’ of over ‘inkomende immigranten’? Dat argument gaat echter voorbij aan het feit dat metaforisch taalgebruik ons denken structureert en daarmee ook de inhoud ervan beïnvloedt. Zoals taalwetenschappers George Lakoff en Mark Johnson overtuigend betogen in hun inmiddels klassieke boek Metaphors We Live by, komt ons begrip van abstracte concepten deels tot stand door ons gebruik van beeldspraak.

De manier waarop wij spreken over een discussie vertoont overeenkomsten met oorlog

The essence of metaphor is understanding and experiencing one kind of thing in terms of another,’ stellen Lakoff en Johnson. Ze geven onder anderen het voorbeeld van de metafoor ‘discussie is oorlog’. De manier waarop wij spreken over een discussie, waarin men zichzelf ‘verdedigt’, de ander ‘aanvalt’, of ‘terrein verliest, vertoont sterke overeenkomsten met ons concept van fysieke oorlog.

Zelfs als we ons amper meer bewust zijn van een metafoor, bijvoorbeeld wanneer we zeggen dat iemand een discussie ‘gewonnen heeft’, draagt het taalgebruik bij aan de conceptualisering van discussie als een tweestrijd met één overwinnaar.

Ons begrip van het concept wordt uiteraard niet uitsluitend bepaald door metaforisch taalgebruik, en de ‘metaforische bijdrage’ is op haar beurt ook zeker niet exclusief voorbehouden aan één metafoor. Dezelfde discussie kan bijvoorbeeld ook worden voorgesteld als een reis (‘hierin kan ik niet met je meegaan’), of een sportwedstrijd (‘hij scoorde een belangrijk punt’).

De dieren waaruit een plaag bestaat zijn nooit gewenst

Het gebruik van water-metaforen – stroom, tsunami, vloedgolf – draagt een connotatie van dreiging en onbeheersbaarheid. Zeker in Nederland, waar men al eeuwenlang vecht tegen de kracht van de zee, is een teveel aan water potentieel allesvernietigend en moet overstroming door dijken voorkomen worden. De associatie is ontegenzeggelijk negatief en jaagt angst aan.

Sinds kort wint ook een andere metafoor over immigratie aan terrein. In 2015 sprak de toenmalige Britse premier David Cameron al over een ‘zwerm immigranten’, afgelopen week repte De Telegraaf van een ‘kansloze asielplaag’.

De overeenkomst met watermetaforiek is duidelijk: zowel een tsunami als een plaag duidt aan dat er plotseling zoveel van iets (respectievelijk water en ongedierte) aankomt, dat er op zijn minst ongemak en, waarschijnlijker, groot gevaar dreigt.

De water-metafoor is inmiddels zo geaccepteerd dat zelfs de Rijksoverheid er gebruik van maakt. De plaag-metafoor ligt vooralsnog onder vuur, omdat die een stap verder gaat. Water-metaforen dragen dan wel de connotatie van dreigend gevaar, maar impliceren als oorzaak voornamelijk het grote aantal. Het zegt verder weinig over de aard van de mensen die komen, want op zichzelf is er niets mis met water. Bij de plaag-metafoor dringt zich echter een veel concretere vergelijking op: tussen ongewenste dieren en immigranten. De dieren waaruit een plaag gewoonlijk bestaat – luizen, kikkers, sprinkhanen, om maar een paar Bijbelse te noemen – zijn immers nooit gewenst. De plaag-metafoor is een treurige stap verder op het pad van de ontmenselijking van immigranten.

De implicatie blijft dat immigranten gevaarlijk zijn als rijzend water

De beeldspraak in het immigratiediscours wordt niet uitsluitend bepaald door een handvol journalisten aan de rechterzijde: ook een links medium als De Volkskrant spreekt over een ‘wassende stroom’, ‘vloedgolf’ en schrijft over een ‘asieltsunami’. Hoewel het bestaan van het fenomeen tegengesproken wordt, besteedt het artikel weinig aandacht aan de kwalijke implicaties van zulke metaforen. De ombudsvrouw van de krant raadde enkele weken eerder nog aan om ‘zuinig met watertaal’ te zijn, maar de latere artikelen doen gretig mee aan de watermetaforiek.

Het artikel over de ‘asieltsunami’ trekt weliswaar de toepasbaarheid van die specifieke term op de huidige situatie in twijfel, maar gaat verder volledig mee in de watertaal: ‘Een tsunami kun je dat moeilijk noemen - de voorgaande decennia hielden we immers ook droge voeten, terwijl het toen veel harder stroomde.’ De implicatie blijft dat immigranten gevaarlijk zijn als rijzend water, met onderliggende aannames als: ‘zolang het niet teveel is, kunnen we dat best tolereren’ en ‘de huidige migratie is geen vloedgolf, vroeger was het erger en dat hebben we ook overleefd.’

De water-beeldspraak wordt over het gehele journalistieke en politieke spectrum gebezigd en heeft zich definitief gevestigd in het immigratiediscours. Wie dehumanisering van immigranten wil voorkomen, moet zich bewust zijn van de eigen woordkeuze en het gebruik van zulke metaforiek volledig vermijden. Stellen dat de term ‘asieltsunami’ op deze specifieke situatie niet van toepassing is vanwege een gradueel verschil, is niet genoeg. De strijd tegen de water-metafoor lijkt definitief verloren, maar laten we er alles aan doen om te voorkomen dat vergelijkingen tussen mensen en ongedierte ooit gemeengoed worden.

Gerelateerde artikelen
Reacties
Nog geen reacties.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Naar boven