De strafrechter doet er goed aan niet te veel naar het volk te luisteren en gewoon te doen waar hij goed in is: elke individuele zaak genuanceerd beoordelen op alle bewezen feiten en omstandigheden en zich hierbij vooral niet te veel aantrekken van de aanhoudende roep om zwaardere straffen vanuit de samenleving.
Met de komst van sociale media is ‘hufterige criminaliteit’ zichtbaarder dan ooit; Jelle Brandt Corstius wordt door een Marokkaan op een scooter in zijn gezicht gespuugd, vertelt dit aan zijn volgers op Twitter en zit een paar dagen later bij Buitenhof om tekst en uitleg te geven. Agressief gedrag wordt niet langer gepikt. De reactie op deze misdrijven is logischerwijs emotioneel, waardoor de roep om zwaardere straffen voor de hufters luider wordt. “Meeleven met slachtoffers, niet met daders” was niet voor niets één van de slogans waarmee de VVD de grootste partij van Nederland werd.
Illustratief is de uitspraak van een politieagent die in EenVandaag zijn beklag deed over de lage straf voor iemand die hem, terwijl hij in functie was, in zijn gezicht sloeg: “Als ik een klap in mijn gezicht krijg, dan is mij onrecht aangedaan. Als iemand daarvoor een lage straf krijgt, is dat onrecht, dan is dat niet de straf die hij verdient.” De agent stelt zichzelf centraal in het strafproces: de dader moet een zware straf krijgen, zodat het onrecht dat hem is aangedaan vereffend wordt.
“Als ik een klap in mijn gezicht krijg, dan is mij onrecht aangedaan. Als iemand daarvoor een lage straf krijgt, is dat onrecht, dan is dat niet de straf die hij verdient.”
In de 18e eeuw was wraak inderdaad het voornaamste doel van strafvervolging. De straf werd bij voorkeur op het marktplein voltrokken, zodat iedereen het kon zien. De openbare terechtstelling was een middel om het volk in toom te houden: zie wat er gebeurt als je het in je hoofd haalt hetzelfde te doen.
Inmiddels heeft straf niet langer de afschrikwekkende voorbeeldfunctie van toen. Het openbare karakter van de straf is daarmee langzaamaan ook verdwenen. De naam van verdachten wordt in het nieuws afgekort weergegeven en de straf voltrekt zich achter hoge muren, onzichtbaar voor het publiek. Het primaire doel is niet langer wraak of maatschappelijke genoegdoening, maar eerder rehabilitatie: straf als opvoedkundig middel.
Die anonimiteit van de straf geeft ook wantrouwen. Wordt de veroordeelde wel zwaar genoeg gestraft? Heeft hij wel iets geleerd als hij de laatste dag van zijn taakstrafje heeft afgerond? Heeft de rechter nog wel door wat er in de samenleving speelt? Het voorstel om minimumstraffen in te voeren krijgt steeds meer bijval. De rechter moet dan minimaal de straf opleggen die voor een bepaald delict gesteld is en kan niet langer, bijvoorbeeld vanwege de persoonlijke omstandigheden van de veroordeelde, voor een andere strafmaat kiezen. Minimumstraffen zouden een motie van wantrouwen van de wetgever zijn. Blijkbaar acht hij de rechter niet in staat zelf te beoordelen hoe zwaar een straf zou moeten zijn.
Als de bevolking zwaardere straffen wenst, waarom gebeurt dat dan niet? De simpele reden dat een grote meerderheid van de burgers van mening is dat er te mild wordt gestraft, is op zich al een legitimatie om ons strafrecht daarop aan te passen. De wetgever wordt niet voor niets democratisch gekozen. Toch kun je vraagtekens zetten bij de motivatie voor deze wens. Vaak wordt de verontwaardiging over lage straffen geuit na het zien van een nieuwsbericht. In deze nieuwsberichten staan de feiten doorgaans summier weergegeven, aangezien je moeilijk het volledige dossier in een krant kunt afdrukken. De rechter die zijn oordeel moet uitspreken heeft uiteraard de beschikking over veel meer informatie dan de burger die de krant leest. Uit onderzoek blijkt dat de zogenaamde punitiviteitskloof, de kloof tussen de straf die de burger zou willen zien en de beoordeling van de rechter, kleiner wordt naarmate de burger meer weet van de individuele strafzaak. Meer dossierkennis leidt doorgaans tot lager straffen.
De rechter doet er goed aan zich bij zijn oordeel niet te veel te richten op het slachtoffer, maar vooral op de veroorzaker van het probleem: de dader.
Terug naar de slogan van de VVD: “Meeleven met slachtoffers, niet met daders”. Net als in de mediaberichten zonder al te veel omschrijvingen van feiten en omstandigheden, suggereert ook deze slogan een wereld die netjes is verdeeld in goed en kwaad. Het zielige slachtoffer en de boosaardige dader. Het plan om foto’s en adressen van verdachten van zedendelicten openbaar te maken leunt op hetzelfde sentiment. We moeten de weerloze burger beschermen tegen de groep bloeddorstige verkrachters en moordenaars. Deze verdachten van zedendelicten zijn misschien nog niet veroordeeld, maar waar rook is, is vuur!
De VVD raakt een gevoelige snaar in de maatschappij door het slachtofferschap te benadrukken. Dat het slachtoffer aandacht verdient in de vorm van nazorg of zelfs financiële compensatie staat ook buiten kijf. Paradoxaal is echter het vervolg van de redenering, die steevast naar rechters wijst die harder zouden moeten straffen. Als er iemand is die zich ambtshalve vooral met de dader dient bezig te houden in plaats van met het slachtoffer, is het wel de rechter. Door de dader extra zwaar te straffen is het misdrijf bovendien niet ongedaan gemaakt en het slachtoffer niet geholpen. De rechter kan niet terug in de tijd. Hij kan hoogstens de kans proberen te verkleinen dat het misdrijf nogmaals zal worden gepleegd. Met dat doel voor ogen zou een verplichte agressiecursus in combinatie met een taakstraf zomaar eens effectiever kunnen zijn dan een gevangenisstraf van 18 maanden. De rechter doet er goed aan zich bij zijn oordeel niet te veel te richten op het slachtoffer, maar vooral op de veroorzaker van het probleem: de dader.
Hufterig gedrag en relatief kleine, maar zeer overlastgevende criminaliteit komen steeds meer in het nieuws. Dit gedrag roept terecht ergernis op bij mensen, die begrijpelijkerwijs emotioneel reageren en roepen om keihard straffen. Als we het geklaag van opiniemakers en politici mogen geloven gaat het inderdaad bergafwaarts met de moraal in Nederland. Gelukkig laten de criminaliteitscijfers van de laatste decennia een ander beeld zien. Hopelijk worden onze rechters niet gedwongen mee te gaan met de emotionele reacties op berichten over hufterig gedrag en de angst voor een totaal verloederende samenleving. Angst is een slechte raadgever.