Expats spreken vaak, zelfs na jarenlang verblijf in Nederland, amper onze taal. Dat valt hen nauwelijks te verwijten, want vrijwel elke Nederlander schakelt gretig over op het Engels zodra hij merkt dat zijn gesprekspartner onze taal niet machtig is. Ook in het Nederlandse onderwijs rukt het Engels rap op: van het tweetalig VWO tot inmiddels zes University Colleges, brede Engelstalige bachelorstudies. Ook bij vrijwel alle masteropleidingen is Engels tegenwoordig de voertaal.
Maar de Angelsaksische invloeden reiken verder dan de muren van school en universiteit. Waar Spaanse reisbureaus New York nog steeds zonder blikken of blozen vertalen met Nuèva York, staat de Nederlandse tv-gids vol met titels als So You Think You Can Dance en Holland’s Got Talent. Mark Rutte heeft patent op het wijdverbreide gebruik van vertaalde Engelse uitdrukkingen en anglicismen. Enkele voorbeelden uit zijn oeuvre: ‘blatante onzin’, ‘in het publiek’ (in het openbaar) en ‘bij implicatie’.
Taal wordt gezien als een eenvoudig middel om een eenduidige boodschap over te brengen
Zelfs onze eigen premier ziet zorgvuldig gebruik van de Nederlandse taal blijkbaar niet als prioriteit. Ook op het eindexamen worden taalfouten niet meegerekend. De wijdverbreide invoering van het Engels komt voort uit een soortgelijke gedachte: taal is simpelweg een middel, dus of je nu Nederlands of Engels gebruikt, spel- en stijlfouten maakt of niet, ‘we begrijpen toch wel wat je bedoelt’. Deze houding duidt op onderwaardering van taal.
Taal is namelijk veel meer dan een eenvoudig middel om een eenduidige boodschap over te brengen. Een tekst vol grammaticale vergissingen, anglicismen en spelfouten brengt meestal wel ongeveer over wat de schrijver bedoelt, maar slaagt er niet in zijn lezers te bereiken op enig ander niveau dan het puur communicatieve. Wie daarentegen verbaal sterk is, heeft niet alleen de mogelijkheid om mooie en creatieve tekst voort te brengen, maar ook om anderen te beïnvloeden. De auteurs van het Manifest voor Behoud van de Nederlandse Taal verwoorden het elegant in hun pleidooi voor terugkeer van het Nederlands in de universiteit: ‘Taal is een veelvormig, uiterst fijnmazig, soms ongrijpbaar, soms regelrecht manipulatief instrument.’ Taal bepaalt voor een groot deel onze sociale werkelijkheid: taal manipuleert, overtuigt, prijst, suggereert, beschuldigt, verguist, camoufleert, enzovoorts.
Het Nederlands verengelst en Nederland verengelst. Is dat erg? Misschien niet: zoals taalrelativisten terecht opmerken, zijn talen voortdurend in ontwikkeling. Net zoals wij anders spreken dan onze overgrootouders, zo zullen onze achterkleinkinderen anders spreken dan wij, et cetera. Dezelfde taalrelativisten beweren vaak dat grammaticale constructies of spelling niet ‘fout’ kunnen zijn, wederom omdat taal voortdurend in ontwikkeling is: over dertig jaar is ‘hij is groter als mij’ misschien correct Nederlands.
Daarmee gaan ze echter voorbij aan het esthetische en manipulatieve karakter van taal. Onverzorgd taalgebruik is lelijk, juist omdat taal een willekeurig en conventioneel systeem is: zoals elk ingewikkeld spel, vraagt ook het taalspel om volledige beheersing, aandacht, oefening en nauwkeurigheid. De schoonheid van het taalsysteem schuilt in de zoektocht naar helderheid en originaliteit, binnen de regels van het spel. Gebrekkige taalkennis is dan ook de doodsteek voor de goede woordgrap en zelfs om de regels op een creatieve manier te breken, zoals vaak gebeurt in liedteksten of poëzie, is het nodig om ze te kennen.
Men gaat daarmee voorbij aan het esthetische en manipulatieve karakter van taal
Uiteraard kunnen smaken over de keuze voor bepaalde woorden of zinsconstructies verschillen, maar anglicismen duiden, net als grove schending van taalregels, vaak op het ontbreken van elk talig bewustzijn: de spreker realiseert zich meestal niet eens dat zijn taalgebruik niet bij de situatie past. In het gebruik van anglicismen schuilt een zekere talige luiheid. Of zoals Rutte eens verklaarde: ‘Tsja, ik heb tien jaar bij Unilever gewerkt, daar ging veel in het Engels. Als je probeert je taal aan te passen, gaat dat vaak ten koste van je snelheid van denken.’
Maar kunnen taal, denken en handelen, zeker in een politieke context, wel los van elkaar worden gezien? Het clublied van Feyenoord, ‘Geen woorden maar daden’, bevat dezelfde schijntegenstelling: woorden zijn daden, al behoren ze inderdaad tot een specifieke klasse van handelingen die op een voetbalveld misschien minder effectief zijn.
In de politieke arena zijn woorden echter al millennia lang een krachtig wapen. ‘Retoriek’ wordt tegenwoordig vaak voorzien van het negatieve bijvoeglijk naamwoord ‘hol’, maar ook dat is een vorm van retoriek. Beïnvloeding zit in de aard van talige communicatie: met uitzondering van puur feitelijke opsommingen, maakt de taalgebruiker altijd keuzes in de manier waarop hij, via taal, zijn individuele observaties of overtuigingen met een ander deelt.
Het taalspel vraagt om volledige beheersing, aandacht, oefening en nauwkeurigheid
Wie zich meester heeft gemaakt van taal en retorica, houdt dus een machtsmiddel in handen: het succes van Abraham Lincoln, Martin Luther King en Barack Obama kan niet los worden gezien van hun verbale talent. Ook Geert Wilders weet zijn retorische kwaliteiten slim uit te buiten. Hij introduceert nieuwe woorden (‘kopvoddentaks’) en beelden (‘tsunami van islamisering’), en associeert zichzelf, nadat hij in de verdediging is gedrukt vanwege zijn uitspraken over ‘minder Marokkanen’, via een metafoor met de door IS vermoorde journalisten.
Wilders’ retorica is misschien weinig subtiel, maar wél effectief. Het is slechts één illustratief voorbeeld van de macht van taal, die zich uitstrekt tot de uithoeken van onze talig ingerichte samenleving. Het taalspel is daarom niet alleen een mooi, maar ook een belangrijk spel, dat het verdient om gewaardeerd, onderwezen en geleerd te worden. Dit is geen nationalistisch betoog, maar het geval wil nu eenmaal dat Nederlands aan mij - en waarschijnlijk ook aan u - als moedertaal gegeven is. Aangezien het zelfs in onze moedertaal al veel moeite kost om het subtiele taalspel te leren spelen, is het hoog tijd om in het onderwijs meer nadruk te leggen op Nederlandse taalbeheersing en retorica, zo nodig ten koste van ons internationale imago. Zoals Kenny B terecht zegt: praat Nederlands met me.
Misschien is het toch goed om te vermelden dat het taalspel natuurlijk niet bestaat . Er bestaan zo goed als altijd meerdere verschillende taalspelen met hun eigen regels en conventies. Een gebrekkig sprekende Rutte is vanuit het ene taalspel een spelbreker (of valsspeler, het is maar net hoe je het bekijkt), en kan vanuit het andere taalspel een doodnormale speler zijn.
Daarbuiten ben ik het met je eens dat elke taaluiting een handeling is en daarom ook bepaalde machtsverhoudingen kan uitdrukken. Het verkrijgen van een goed begrip van de verschillende overlappende taalspelen kan daarom ook een beter inzicht verschaffen in daarmee samenhangende machtsverhoudingen maar is bovenal zelf ook een taalhandeling.
Onnodig gebruik van Engels, getuigt van slechte smaak en taalarmoede. Iemand die zich eraan bezondigt, verdient alleen maar hartelijke minachting van hen die hun moedertaal wel behoorlijk beheersen.