Flickr / brewbooks

Neuromania

In de lente van 2013 bezocht ik een theatervoorstelling van Laura van Dolron. Het thema van de voorstelling was ´religie´ en Van Dolron had een mystica, een rabbi, een dominee en een priester uitgenodigd. Zij hielden elk een pleidooi voor hun eigen geloof.

Wat mij die avond opviel, los van het feit dat religieuze discours in zijn vorm altijd hetzelfde lijkt te blijven, was dat drie van deze vier sprekers in hun betoog het brein aanhaalden. Waarom wilden deze mensen hun betoog over hun geloof – bij uitstek een kwestie van beleving zou je denken – staven met wetenschappelijke feiten over het brein?

Het afgelopen decennium lijkt de wereld steeds meer in de ban te raken van ‘neuromania’: de neiging om het brein overal bij te halen waar het maar bij te halen valt. En dat is veel, aangezien er van iedere ervaring die wij hebben een breincorrelaat te vinden is. We doen tegenwoordig aan neuro-economie, neuromarketing, neuro-esthetiek en neurotheologie. En dat is slechts de wetenschappelijke kant van het verhaal. De zelfhulpboeken over het vormgeven van je brein zijn niet aan te slepen en geen lezing is compleet zonder dat het neurale correlaat wordt aangeduid op een powerpointslide met een felgekleurd plaatje van een breinscan erop. Waarom wordt het brein opeens overal bijgehaald?

Waarom wordt het brein overal bijgehaald?

Ik zal het voorbeeld bespreken van de rabbi. Zij stelde dat een groot voordeel van het jodendom was dat het uitvoeren van joodse rituelen ervoor zorgt dat er een band ontstaat tussen de deelnemers van die rituelen. En dat dit écht waar was omdat bewezen is dat de oxycotineniveaus in het brein ten tijde van zo’n ritueel verhoogd zijn. Het lijkt erop dat ze ervan uitging dat neurofeiten een hoger waarheidsgehalte hebben dan ervaringsfeiten. Zou dit een verklaring kunnen zijn voor onze ‘neuromania’? En, belangrijker, klopt deze aanname wel?

Om deze vragen te beantwoorden moeten we kijken naar de verhouding tussen breintoestand en ervaring. Laten we beginnen met het uitsluiten van wat evident lijkt. Bijna alle filosofen en neurowetenschappers gaan er tegenwoordig van uit dat er niets meer is dan het fysieke. De ervaring zal niet bestaan uit een immateriële ‘substantie’ (bijvoorbeeld een ziel) die in ons lichaam huist.

Als alles fysiek is, kunnen we dan misschien een identiteitsrelatie vaststellen? Is de ervaring van liefde hetzelfde als de activiteit in de medial insula, de cingulate cortex, de caudate nucleus en het putamen, de breinregio’s die geactiveerd zijn als we naar een geliefde kijken? Zijn wij ons brein, en ons brein alleen?

Om aan de criteria voor een identiteitsrelatie te voldoen, ligt het voor de hand dat de twee zaken in kwestie ten minste op elkaar lijken. Helaas lijkt onze ervaring van verliefdheid in de verste verte niet op elektrische impulsen in een orgaan. De hierboven genoemde neurale correlaten zijn wel een noodzakelijke conditie voor ons gevoel van verliefdheid, maar geen voldoende conditie. Verliefdheid is onmogelijk zonder het brein, maar het brein is niet alles wat verliefdheid is. Het lijkt er dus op dat we geen strikte identiteitsrelatie kunnen vaststellen. Hoe verhouden breintoestand en ervaring zich dan wel tot elkaar?

Je zou kunnen stellen dat een persoon – ervaring en biologie – en de wereld zijn vervlochten in een complex, dynamisch systeem. Als je één van de bovenstaande aspecten manipuleert, bijvoorbeeld de ervaring door psychotherapie, het brein door medicatie of de wereld door het wisselen van baan, zal het hele systeem veranderen: de breintoestand zal anders zijn, de ervaring zal veranderen en ook de interactie met de wereld zal anders verlopen. Hierbij kunnen brein en ervaring in termen van elkaar worden beschreven.

Opvallend is dat al deze beschrijvingen en theorieën uiteindelijk voortkomen uit ervaring. Ook het vaststellen van een waarde tijdens een neurologische meting is ervaren. De ervaring lijkt dus een andere, meer primaire, status te hebben dan de andere aspecten. Wij kunnen niet aan ons eigen bewustzijn ontsnappen.

Dat is terug te vinden in neurowetenschappelijke methodes voor het bepalen van een neuraal correlaat. Wat een bepaalde breinscan precies laat zien is altijd afhankelijk van de rapportage van de proefpersoon. De breinregio die aan homoseksualiteit gekoppeld wordt is afhankelijk van de verklaring van de proefpersoon dat hij homoseksueel is. Als bijvoorbeeld een groot aantal zelfverklaarde praktiserende homoseksuelen bij het zien van foto’s van personen van de andere sekse verhoogde activiteit vertoont in die breingebieden die geassocieerd worden met opwinding, dan is dit aanleiding om de neurologische theorie te herzien, niet om aan te nemen dat de groep toch heteroseksueel is. Zo lijkt de ervaring dus fundamenteel te zijn voor het beoefenen van neurowetenschap.

Wij kunnen niet aan ons eigen bewustzijn ontsnappen.

Waarom is het dan toch zo dat we neurowetenschappelijk zaken als meer waarachtig beschouwen dan de beschrijving van een ervaring? Dat komt waarschijnlijk omdat we onze ervaringen en motieven niet altijd correct beschrijven. Introspectie wordt als een redelijk onbetrouwbare bron van kennis gezien. Toch is het feit dat we het soms verkeerd hebben met betrekking tot onze eigen beweegredenen of emoties geen reden om aan te nemen dat we het altijd verkeerd hebben. Als de ervaring bovendien grondig onder de loep wordt genomen, kunnen structuren beschreven worden waarin iedereen zich kan vinden en die zo ook een ‘objectieve’ waarde hebben.

Zowel de beschrijving van de ervaring als de wetenschappelijke methode hebben dus methodologische problemen. Beide hebben ook een eigen functie. De wetenschappelijke methode is nuttig als het gaat om het vormen van theorieën met betrekking tot oorzakelijke verbanden; de beschrijving van ervaringen kan meer zeggen over beweegredenen van mensen en observaties met betrekking tot de wereld. De één focust op verklaring, de ander op begrip.

Neurowetenschap en ervaringstermen zijn dus allebei waarachtige manieren om een fenomeen te beschrijven, maar in het geval van de eventuele waarde van religie lijkt de ervaring me relevanter. Zolang niemand in de zaal verontwaardigd roept: “ik geloof er niks van, dat je dat ervaart als groepsgevoel!” hebben we geen reden het brein erbij te halen.

Gerelateerde artikelen
Reacties
Nog geen reacties.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Naar boven