Flickr / alainalele

Nog een rondje voor het buikje

De dag dat Carmen vermist raakte was een dinsdag. Het was 2002, de zon scheen. Haar moeder stond huilend op het schoolplein. Het zou vijf dagen duren voordat ze werd gevonden.

Carmen had lang, donkerrood haar en als ze lachte zag je heel veel tandvlees. Op haar eerste dag bij ons in de klas droeg ze een kort topje met het woord sweetie erop. Haar navel was eigenlijk altijd zichtbaar. (Een keer zat ze op de kermis in de Miami Trip en riep de kermisexploitant ‘nog een rondje voor het buikje!’. Het hele Zuiderplein kon het horen). Ze droeg zwarte laarzen met een rits aan de zijkant en plateauzolen, Spice Girls-schoenen die ze ons soms liet passen, wat leuk was want je was in één keer tien centimeter langer. Ze kwam uit Brazilië en wist nooit wanneer je ‘de’ of ‘het’ moest zeggen, een eigenschap die ons allemaal verliefd deed worden op haar. Het werkte daarnaast in haar voordeel dat ze cup B had. Ze was grappig en kocht cadeautjes (meestal Chupa Chups) voor haar vrienden (meestal iedereen).
We waren een klas van twaalf leerlingen en op school deden we vrijwel niks, hoewel de Citotoets nog moest komen. We werden vrienden, maakten ruzie, vertelden geheimen, we rookten halve sigaretten bij de tafeltennistafel en in de pauze stalen we sleutelhangers bij de Stunthal, een winkel met een betonnen vloer waar je verder verfspuitbussen en gebrande dvd’s kon kopen. De meeste dagen brachten we door achter de computer. We chatten op ChatPoint, een chatbox waarbij je een poppetje kon kiezen en aankleden, wat het leukste onderdeel van het proces was. Als je eenmaal een avatar had gecreëerd en een pseudoniem had gekozen, was de lol er vrij snel vanaf. Dan belandde je in ranzige privéchats met mannen waarmee we slechts gemeen hadden dat we deden alsof we zestien waren. Carmen msn’de ook met jongens van 21 die ze haar vrienden noemde. Ze leek meer van het leven te weten dan wij allemaal bij elkaar.

Ze leek meer van het leven te weten dan wij allemaal bij elkaar

Onze tafels stonden in groepjes, en Carmen koos er op een dag voor om bij Eje, Roxanne en mij aan te schuiven. We bespraken elke aflevering van The Nanny en deden wedstrijdjes wie het beste de nasale stem van Fran Drescher kon imiteren. We probeerden vaak af te spreken buiten school, maar ze zegde altijd af. Haar moeder moest naar de dokter, haar tante kwam op bezoek, ze was het vergeten te vragen.
Toen Roxanne een feestje gaf waarvoor ze alleen ons had uitgenodigd, zei Carmen dat ze er sowieso zou zijn, ‘natuurlijk!’, met haar tandvlees als bewijs van oprechtheid. Carmen kwam niet. Roxannes moeder besloot om langs Carmens huis te rijden, op de route naar het zwembad, Pieter Stuyvesantweg 30 (het stond in mijn adresboekje), een buurt die we niet kenden. Na lang aanbellen verscheen in de deuropening een oude man in zijn onderbroek, die niet begreep over wie we het hadden. We durfden er die maandag op school niet over te beginnen.

Hoe Eje en ik uiteindelijk wel bij haar thuis terechtkwamen, weet ik niet meer. Er ging veel tijd overheen. Maanden, minstens een halfjaar, en toen was dat een eeuwigheid.

Ze woonde naast Fabio’s Bar en had geen bel, dus we moesten haar Nokia 3310 twee keer laten overgaan, dan wist ze dat wij het waren. Ze deed de deur open in een grijze joggingbroek die ze op school niet droeg. De trap begon meteen achter de deur en ik vond haar huis alleen al daarom bijzonder, want iedereen die ik kende woonde op de begane grond.
Aan de ene kant van de met vaal rood tapijt beklede overloop was een smalle keuken, waar Carmens moeder patat bakte voor ons, en waar Willem, een dikke man die geïntroduceerd werd als een vriend van de familie, ons hartelijk begroette. Zijn gouden kettinkje was smoezelig van het frituurvet. Aan de andere kant was de slaapkamer van haar moeder, waar de computer stond waarop we msn’den. We schreven onze namen met grote en kleine letters afgewisseld en Carmen noemde iedereen en zichzelf dushi. Ze had een webcam, een bolletje wankelend boven op het beeldscherm, waardoor pixelige onbekenden opeens de kamer binnendrongen. Ze liet ons zien dat achter op de derde plank van haar moeders kledingkast rollen muntgeld lagen.
De woonkamer was aan het einde van een gang met minstens zes deuren. Haar huis was vroeger een hotel geweest, zei ze. In de benauwende woonkamer stonden twee zalmroze leren banken en de reusachtige tv stond aan terwijl niemand keek. Aan de linkerkant werd de kamer volledig in beslag genomen door een nep-eikenhouten bar, waar flessen drank boven op de kop hingen. Eén uitzonderlijk grote fles Smirnoff hing in het midden. Er was niks op tv, en toen we terug naar de computer liepen vroeg ik waar haar kamer was. Ze knikte naar een van de deuren. We gingen er niet in, de deur was op slot.

Dat was de kamer waarvanuit ze een paar weken later naar beneden zou springen.

Hoe Eje en ik uiteindelijk wel bij haar thuis terechtkwamen, weet ik niet meer

Toen ze werd gevonden moest ze gips en een verkrachtingsonderzoek. Niemand wist wat er die vijf dagen gebeurd was. Ze kwam niet meer terug naar school, niet naar de tafeltennistafel, niet naar het huis met de deuren, niet naar Willem en het gouden kettinkje, en ook niet naar haar moeder. Ik zag haar bij een pinautomaat een paar jaar later, toen we allebei naar een andere middelbare school waren gegaan. Ze bietste een sigaret, ik gaf haar twee. Ze lachte haar tandvlees bloot.

Meer Verhalen
Gerelateerde artikelen
Reacties
Nog geen reacties.

Reacties zijn gesloten.

Naar boven