‘Don’t let yourself get attached to anything.’ In Capitalist Realism (2008) gebruikt de Britse filosoof-blogger Mark Fisher deze quote uit Michael Mann’s Heat (1995). “Don’t let yourself get attached to anything you are not willing to walk out on in 30 seconds flat if you feel the heat around the corner.” zegt maffiabaas Neil McCauley, gespeeld door Robert DeNiro. Hij leeft en werkt zonder vaste relatie of gezin in hotelkamers en wegrestaurants. Hij is een ‘professional’ wiens persoonlijkheid onlosmakelijk verbonden is met zijn criminele werk. Zijn partners in crime vormen zijn familie. Heat en daarmee McCauley tonen nadrukkelijk sporen van de tijd waarin de film is gemaakt. Gedurende de uitlopers van de Reagan-jaren drong de triomf van het onthechte individu zich meer en meer op als ideaal. Dichterbij huis is sprake van dezelfde sporen. In polderfilms als De kleine blonde dood (1993), Feestje (2004) en Flirt (2005) is individualisme en het overkomen ervan het hoofdthema. Flirt met name biedt interessant vergelijkingsmateriaal. De centrale karakters in Flirt en Heat zijn slechts tijdelijk aan andere personages verbonden, worden ontraden zich te binden en spreiden een ethos tentoon waarin onthechting het ideaal is. Dit ideaal vormt echter in werkelijkheid een doodlopende weg.
Onbezorgd ontrouw
‘’Wat is er mis met een instelling waarmee ik niemand wil claimen?’’ Deze zin, quote van de hoofdpersoon, vat de thematiek van Flirt perfect samen. De film draait om de lotgevallen van een losbol in Amsterdam ergens begin deze eeuw. Lex leeft in Amsterdam tussen de werelden van de authentieke monogame liefde en de aanlokkelijkheid van de ontrouw. Hij wordt uitgedaagd het laatste op te geven voor het eerste, lijkt alles te verliezen als hij weigert en verkrijgt uiteindelijk de verlossing waar het harde werken hem op heeft voorbereid: trouweloosheid.
‘’Wat is er mis met een instelling waarmee ik niemand wil claimen?’’
Lex is daarnaast een kind van twee ouders die met weemoed terugdenken aan de vrije liefde van de jaren zestig. “Toen kon je nog neuken zonder dood te gaan’’, zeggen zij terwijl zij elkaars zinnen afmaken. De ouders zijn zorgeloos en onbedreigd, ze vormen de haast onbereikbare maat der dingen. Lex zelf leidt geen monogaam leven. Hij wil zich niet hechten en heeft een voorkeur voor vrije liefde: ja, hij is onbezorgd ontrouw. Hij heeft bovendien geen wezenlijke baan en huurt anti-kraak. Waarom zou hij een vaste relatie willen? Zijn nieuwe vriendin heeft er echter meer moeite mee. Lex vecht en komt boven. Hij heeft aan het eind trouw aan haar beloofd en zet tegelijkertijd zijn wil tot trouweloosheid heimelijk voort. Fin.
Oneindige zomer
Daar eindigt de film echter niet. Flirt gaat over meer dan de Werdegang en verlossing van een moderne held in zomers Amsterdam. In de film lopen lome dagen over in zwoele nachten, glanzen lichamen door zonnebrand, douche, seks of een amalgaam van de eerste drie. Wezenlijke consequenties zijn bovendien gereduceerd tot problemen die door bijziende personages worden geridiculiseerd (zie de grap over hiv/aids). Er is geen toekomst, geen lange termijn: er is zomer.
In dat jaargetijde is de held op zijn best. Lex gelooft in gelijkheid tussen mensen, zolang die niet ten koste gaat van zichzelf. Personages die hem vragen om trouw en compassie, stuiten op argwaan en weerzin, want zij tasten Lex’s ingebakken wetmatigheid fundamenteel aan. De tijd in Amsterdam staat ondertussen bijna stil. Er is in de oneindige zomer geen ontwikkeling, geen verandering, geen geleden zaken. De ouderen verlangen naar het verleden in weerwil van hun monogame tevredenheid. Huwelijken van bijfiguren stranden niet maar overleven iedere tegenslag. En ook Lex lijdt niet onder de ‘strijd’ die hij levert. Hij wil niet trouw zijn als dat ten koste gaat van zijn overtuigingen. Ontrouw is namelijk zijn doel. Want, zo wordt geconcludeerd aan het einde van de film: ‘’Het is een recht om je leven te leven zoals je dat zelf wilt. Hoe hoog de prijs ook is die je voor dat recht moet betalen.’’
Voor McCauley is dit principe haast een vereiste. In een stad zonder ‘landmarks’, zonder slaap, van score naar score, is er voor de centrale figuur van Heat geen ruimte voor hechting. Sterker nog, hechting vormt een risico - het vormt uiteindelijk McCauley’s ondergang. Fisher stelt dat in deze sfeer werk en leven onafscheidelijk worden. De tijd is daarbij niet langer lineair, nachten en dagen zijn inwisselbaar en volgen elkaar op zonder consequentie. In een voortdurende instabiliteit, in een schijnwereld tussen werk en werkloosheid, vormt daarbij tijdelijkheid een constante factor. Zodra McCauley zich werkelijk hecht aan anderen (liefde en vriendschap) gaat hij ten onder aan deze precaire realiteit.
In een stad zonder ‘landmarks’, zonder slaap, van score naar score, is er voor de centrale figuur van Heat geen ruimte voor hechting.
Temporele figuren
Het onthechtingsideaal van Lex en McCauley is geschreven op dezelfde kleitabletten als de politieke geboden van die tijd. Terwijl op de Nederlandse televisie individualisme actief werd aangemoedigd in termen als ‘Een beter milieu begint bij jezelf’, werden bezit, arbeid en wonen door opeenvolgende regeringen geflexibiliseerd. Deze ‘oneindige zomer’ wordt sindsdien gevuld met tijdelijke woon- en werkcontracten. Het bezitten van fiets, auto en scooter blijft daarnaast beperkt tot kortstondige momenten. Zelfs boodschappen doen gebeurt steeds vaker indirect, niet meer door de klant zelf, maar door ‘personal shoppers’. Het zijn dezelfde levens geleid door Lex en McCauley in hotelkamers en antikraak: moderne helden van het individualisme.
Deze ‘oneindige zomer’ wordt sindsdien gevuld met tijdelijke woon- en werkcontracten. Het bezitten van fiets, auto en scooter blijft daarnaast beperkt tot kortstondige momenten.
Door deze thema’s van onthechting en tijdelijkheid lopen de twee fictieve personages naadloos in elkaar over. Het zijn bovendien temporele figuren geschreven in periodes waarin onzekerheid over baan, pensioen, gezin en leefomgeving als ideaal werden beschouwd: mensen zonder wezenlijk bezit noch urgentie en motivatie om te bezitten. Dat levert personages op die enkel trouw kunnen blijven aan zichzelf, karakters die uiteindelijk om niets anders geven dan zichzelf en enkel triomferen om zichzelf (zoals McCauley bewijst in de apotheose van Heat). Kortom, helden zonder heldendaden: antihelden, gevangen in eindeloze tijdelijkheid.
‘Atomic individualization’
Onderaan de streep zijn deze fictieve helden slechts schaduwen van een weerbarstige realiteit - de werkelijkheid van vandaag. Fisher signaleert in Capitalist Realism dat de triomf van onthechting voortkwam uit moedwillige pogingen tot emancipatie. Arbeiders waren het zat hun gehele carrière achter dezelfde loopband door te brengen en eisten terecht meer bewegingsruimte. Ook de ouders van Lex beleven in dat opzicht gerechtvaardigde nostalgie naar een wereld waarin vrije seks plotseling mogelijk bleek. Desondanks heeft deze emancipatie, volgens Fisher, een nieuwe vijand opgeleverd: onszelf. De vijand is namelijk niet langer extern te vinden, maar in ‘atomic individualization’, achter schermen, thuis, in voortdurend tijdelijke woonruimte met voortdurend tijdelijke werkcontracten. Daar is de grens van de emancipatie bereikt. In deze onthechte zone werkt het individu niet meer aan een betere wereld, maar staat het individu zelf centraal, in werk, wonen en leven. Het staat er bovendien alleen voor. Een beter zelf begint zodoende weer bij jezelf. Het is een absurde cirkelredenering, een doodlopende weg. Het is tijd ons weer te hechten.