501 jaar geleden, in 1517, verscheen een merkwaardig boek van de hand van de Engelse jurist, katholiek en humanist Thomas More. De titel van dit reisverslag was al even merkwaardig als de inhoud: Utopia, wat zoveel als ‘nergens’ betekent. Een halve eeuw later krijgen naïeve dromers nog het label ‘utopist’ en roepen idealistische denkers op tot een herleving van het ‘utopistisch denken’. Wat hebben we aan een ‘utopie’ voor de al te werkelijke problemen van alledag? De utopie wordt vaak terecht met wegkijken en escapisme geassocieerd, waarmee voorbij wordt gegaan aan de kracht van het genre.
Beginpunt van de zoektocht naar de kracht van Utopia is de leefwereld van diens schrijver in het Europa van 1517: gewelddadige conflicten tussen de opbloeiende staten, de Renaissance en de voorweeën van de Reformatie ̶ 1517 is immers ook het jaar van Luthers 95 stellingen. Met een verslag van een denkbeeldig eiland probeert More zijn omgeving tot denken aan te zetten. Via een uitstap naar het Antieke Griekenland kom ik bij een interpretatie die niet alleen historisch accurater is, maar ook veel interessanter dan een poging de werkelijkheid te ontvluchten.
Mores Utopia begint met een verslag van de denkbeeldige ontmoeting tussen hemzelf en een ontdekkingsreiziger in Antwerpen. Deze zeiler annex filosoof, Raphael Hythloday, is net teruggekeerd van een reis naar Utopia, een eiland dat hij ontdekt heeft ter hoogte van Amerika. Toen Utopia verscheen, was de Nieuwe Wereld pas ontdekt: de setting van het boek was voor die tijd buitengewoon modern. Het eerste boek van het tweedelige werk wijdt More aan een dialoog-in-dialoog over de situatie in Engeland en Europa. Via Raphael luisteren we mee met gesprekken over de uitdagingen waar de Europese wereld in 1517 voor stond. Het feit dat Utopia hier amper aan bod komt, draagt bij aan het merkwaardige imago van het werk.
De utopische samenleving is gericht op het bewerkstelligen van deugdelijkheid
Het tweede deel doet pas de levenswandel van de Utopianen uit de doeken. More omschrijft de topografie en aardrijkskundige situatie van het eiland, en behandelt haar geschiedenis. Zo leren we dat het eiland ver voordat ontdekkingsreiziger Hythloday er arriveerde met mensenhanden van het vasteland is losgemaakt. Langzaam begeeft de beschrijving zich op het politieke terrein van de Utopianen: hoe zij worden geregeerd door koning Utopus, hoe de notabelen vergaderen en hoe ontstellend laag het aantal wetten op het eiland is.
De wetten, zo legt More uit, zijn in Utopia overbodig vanwege het deugdelijke karakter van de bevolking. De eilandbewoners leven volgens een vast stramien: ze wonen en sterven op dezelfde plaats, hebben nauwelijks privaat eigendom, dragen dezelfde kleren en zijn verplicht om zo vaak mogelijk openbare hoorcolleges bij te wonen. De utopische samenleving is kortom gericht op het bewerkstelligen en onderhouden van die deugdelijkheid.
More onderschrijft met deze schets van het reilen en zeilen van Utopia, net als vele anderen voor hem, de klassieke premisse dat de geestestoestand van de burger direct doorwerkt in de gemeenschap, en vice versa: het idee dat geluk niet alleen een private toestand is, maar dat daarvan ook de maatschappij doordrongen kan zijn. Een van de eerste, en misschien wel de meest eloquente pleitbezorgers van dit idee is Plato. De filosoof-literator geldt samen met zijn leermeester Socrates als stamvader van de westerse filosofie. Vanuit het Athene van de vierde en vijfde eeuw voor Christus blijft hun invloed voelbaar – zowel in 1517 als nu in 2018.
Zonder de ideale ‘mindset’ van de inwoners bestaat de ideale staat niet
We maken een tussenstop in het Athene van 318 v. Chr. Plato’s meest omvattende werk is Politeia, in het Nederlands vertaald naar ‘Republiek’ of ‘De Staat’. Politeia beschrijft vraaggesprekken tussen Socrates en wisselende gesprekspartners, waaronder de woeste Thrasymachus, Polemarchus, Glaukon en Adeimantus. Politeia scharniert rond de vraag wat rechtvaardigheid is. In de zoektocht naar een antwoord verkennen Socrates en zijn respondenten zowel de menselijke ziel en haar onderdelen, als de inrichting van een maatschappij die met de rechtvaardige ordening van de ziel correspondeert. Zonder de ideale ‘mindset’ van de inwoners bestaat de ideale staat niet. Plato werkt deze gedachte uit in de Politeia en latere werken, zoals Timaeus en Wetten.
In de gesprekken van Socrates komt eerst de definitie van rechtvaardigheid aan bod, vervolgens een weldoorwrochte schets van de ideale samenleving, die Plato ‘Kallipolis’ of ‘Mooistad’ noemt. De rangen en standen in deze staat worden beschreven, de opvoeding van de inwoners in de verschillende standen en het zwaarwegende belang van de filosofie en wijsgerig inzicht onder de leiders van de staat. Kallipolis wordt immers aangestuurd door een toplaag van filosofen.
Hiermee begeeft Plato zich op hetzelfde terrein dat More tweeduizend jaar later betreedt. Terwijl om hem heen het moegestreden Athene opkrabbelt uit een militaire nederlaag, maar niet in staat blijkt haar oude glorie te herstellen, wendt Plato zijn intellectuele en literaire vermogens aan om niet alleen de problemen van zijn tijd scherp te diagnosticeren, maar ook om hoop te bieden. Hij tekent een ideaalbeeld op – in de letterlijke zin van het woord - dat stemt tot nadenken en aanzet tot inzicht.
Door het ‘anders-zijn’ van die utopische wereld ligt de weg open voor creatieve inzichten
Bij Plato vinden we een aanzet tot de reflectie die een ideale staat kan bieden. De lezer, al te bekend met zijn eigen politieke context, wordt een spiegel voorgehouden van een andere wereld. Via herkenningspunten in dat spiegelbeeld wordt hij uitgenodigd met een frisse blik naar zijn eigen wereld te kijken. Door het fabelachtige, soms zelfs bijna komische ‘anders-zijn’ van die utopische wereld ligt de weg open voor unieke en creatieve inzichten die anders verscholen zouden blijven in de waan van alledag. Plato’s werken doen dan ook een dringend appel op het Atheense lezerspubliek om het politieke roer om te gooien. Zijn Politeia vormt de overkoepelende blauwdruk van de ideale staat, die hij zijn lezers door zijn werken heen voor houdt.
De utopie is als genre dus niet bedoeld als een romantische ontsnapping aan de werkelijkheid. Politeia noch Utopia zijn escapistische romans die met fantasie vertroosting proberen te bieden aan hen die door de werkelijkheid zijn teleurgesteld. Plato biedt een intellectuele uitdaging; hij redeneert zijn principes door tot een tastbaar totaalbeeld van hun uitkomst. Het werk van More, die zich welbewust in de voetsporen van Plato begeeft, valt niet anders te lezen. Ook More houdt zijn lezers een politieke spiegel voor. Ook More confronteert de lezer met het ‘anders-zijn’ van de Utopianen in de hoop dat er bij de lezer iets van creatief inzicht blijft hangen, zodat hij de problemen van zijn tijd zelfstandig kan oplossen.
Wat is dan de les die More ons leren wil? Hythloday zegt in zijn gesprek met More dat hij na zo veel vreemds te hebben gezien in Utopia, hij bang is dat de mensen in Europa niet zullen begrijpen wat hij daar heeft gezien. Hij betwijfelt of ze ontvankelijk zijn voor de lessen van de Utopianen: ‘...of ik nu iets zou zeggen van de dingen die Plato in zijn Politeia bedacht heeft, of dat wat de Utopianen in hun [Republiek] doen, hoewel [die dingen] beter zijn – wat ze zeker ook zijn – ze kunnen toch zo vreemd worden gevonden, omdat hier al het bezit privé is van individuen, maar daar alle dingen gemeenschappelijk.’ Het spiegelbeeld dat Utopia ons biedt, wat het eiland zo wezenlijk anders maakt, is het feit dat de inwoners delen met anderen, zonder hebzucht. Dat is de belangrijkste les van More: ons waarschuwen voor de ondeugd van de gierigheid. De inhaligheid van de vorsten en de burgerij spelen Europa parten. Hebberigheid dreef François I in 1517 naar Italië, en voor voldoende geld dienden Zwitserse huurlingen eenieder die betaalde, zo illustreert More zijn stelling. Gemeenschappelijkheid biedt de uitkomst.
Oplossingen zijn er; en wel in de spiegels van Plato en More
Deze aanvulling van More komt niet uit de lucht vallen. More vult de klassieke filosofische traditie van Plato aan met elementen uit een andere grote overlevering die in de duizend jaar tussen Plato en More zijn opkomst maakte: het Christendom. Met zijn Utopia put hij uit beide bronnen waar onze samenleving nog een voortvloeisel van is. Bijna letterlijk neemt More de beschrijving over die we aantreffen in het Bijbelboek Handelingen 4:32: ‘Er was niemand die iets van zijn bezittingen zijn eigendom noemde; integendeel zij bezaten alles gemeenschappelijk.’ Hoewel Zwitserse landsknechten en Franse expedities naar Italië tegenwoordig geen halszaak meer vormen, bestaat de kern van het probleem nog steeds. Er zijn nu misschien zelfs meer en betere voorbeelden te verzinnen van deze hebzucht. De oplossingen zijn er nog; en wel in de spiegels van Plato en More.
Door het lezen van hun werken, door met Plato en More mee te denken, het gesprek met hun werk aan te gaan, kunnen we nog steeds leren van hun gedachten. Door op ontdekkingsreis te gaan, op en over de schouders van Raphael Hythloday, kunnen we ons ‘vrijdenken’ van de gebaande paden. ‘Ja, ik geef graag toe dat er erg veel dingen zijn in de Utopiaanse staat, die ik onze samenleving zou wensen, meer nog dan hopen,’ zo besluit More zijn werk. Dankzij hun briljante schrijverschap zetten Plato en More ons nog steeds aan tot creatieve oplossingen van nieuwe problemen. We hoeven alleen maar hun boeken open te slaan.