Wikimedia commons

Rwanda: opgroeien onder het juk van het verleden

Rwanda is een land dat bij de meeste westerlingen wel een belletje doet rinkelen. Noem de genocide en de gemiddelde Europeaan mompelt iets als “was dat niet iets met Tutsi’s en Hutsi’s?”. Het is al meer dan twintig jaar geleden dat de genocide plaatsvond, maar de gevolgen zijn nog steeds dagelijks merkbaar. Hoe ziet de toekomst eruit voor de jongere generatie – een generatie die zelf de oorlog niet (bewust) heeft meegemaakt?

De Rwandese genocide was één van de meest snelle en efficiënte genocides in de geschiedenis van de mensheid; binnen drie maanden zijn bijna een miljoen Tutsi’s, Twa’s en gematigde Hutu’s vermoord. Tenminste, zo ziet het merendeel van de internationale gemeenschap deze gebeurtenis. In Rwanda zelf mag namelijk alleen gesproken worden over de “Tutsi genocide”. Kritiek hierop vanuit de westerse wereld wordt niet serieus genomen door de Rwandese overheid; het Westen zou immers een groot deel van de schuld dragen. In het genocidemuseum in de hoofdstad Kigali wordt dit duidelijk en uitgebreid uiteengezet: de tijdlijn loopt van het invoeren van etnisch onderscheid tussen Hutu en Tutsi tijdens de koloniale bezettingen door Duitsland en België, tot de mislukte VN interventie tijdens de genocide in 1994.

Het is al meer dan twintig jaar geleden dat de genocide plaatsvond, maar de gevolgen zijn nog steeds dagelijks merkbaar.

Kofi Annan schrijft in zijn biografie over deze interventie, de missie UNAMIR: ‘UNAMIR had de beschikking moeten hebben over tweeëntwintig pantservoertuigen en acht helikopters (…) er was echter geen enkel land dat die helikopters ter beschikking wilde stellen en uiteindelijk beschikten de troepen slechts over acht pantservoertuigen. Die (…) verkeerden in zo’n slechte staat dat er slechts vijf konden worden ingezet en zelfs daarvan begaf een aantal het.’ Aan het begin van de missie werden door de Rwandese regering tien Belgische soldaten gevangen genomen en vermoord – een reden voor de VN om te vertrekken. Volgens Annan was dit door de Rwandese genocidairs voorzien en bewerkstelligd; het vermoorden van een aantal Belgische blauwhelmen bleek genoeg om ervoor te zorgen dat de VN zich zou terugtrekken, zoals kort daarvoor in Somalië ook was gebeurd.

Sinds de genocide staat Rwanda bekend als internationale “donor darling”. Direct na de genocide kwam er een enorme geldstroom op gang vanuit het Westen, waardoor onder andere het voeren van grootschalige processen mogelijk is gemaakt, zoals de zogenaamde “gacaca volkstribunalen”. Tegenwoordig is het overheersende beeld van Rwanda dat van een land dat zich heeft ontwikkeld tot een relatief moderne, democratische gemeenschap - een voorbeeld voor omringende landen. Mede hierdoor wordt momenteel 45% van de overheidsuitgaven gedekt door donaties uit westerse landen (dit percentage was in 2000 nog 85% - het streven van de Rwandese overheid is om in 2020 volledig financieel onafhankelijk te zijn). President Kagame is een graag geziene gast bij internationale bijeenkomsten.

Hoe zit het nu precies met de vooruitgang? Rwanda maakte het afgelopen decennium een omvangrijke economische groei mee, waarbij het BBP jaarlijks met 8% steeg. Dit heeft bijgedragen aan een gevoel van vooruitgang en vertrouwen in de toekomst, waarbij het etnische leed uit het verleden steeds minder een rol speelt. Zo lijkt de overheid ruimte te bieden aan de jongere bevolking van Rwanda, om de bedrukkende geschiedenis achter zich te laten en na te denken over hun toekomst.

Maar dit positieve beeld kent een aantal kanttekeningen. Door strikte, autoritaire staatscontrole wordt het publieke debat rondom etniciteit in de kiem gesmoord. Het openlijk uitspreken van “divisionistische” gedachten, gedachten over het onderscheid tussen Tutsi en Hutu, is bij wet verboden. Regelmatig worden op basis van deze wet mensen aangeklaagd en veroordeeld tot gevangenisstraf, waaronder Victoire Ingabire, die zestien jaar als politiek vluchteling in Nederland woonde. Zij ging terug naar Rwanda om daar politieke oppositie te voeren, en werd aangeklaagd omdat zij in het genocidemuseum in Kigali stelde dat er naast Tutsi slachtoffers ook Hutu slachtoffers zijn gevallen, en dat daarom zowel Hutu als Tutsi daders berecht zouden moeten worden. Op grond van deze uitspraak mocht ze niet meer meedoen aan de verkiezingen. Zo lijkt het wettelijk verbod op divisionisme vooral een middel om politieke oppositie in de kiem te smoren.

Het verbod op divisionisme lijkt vooral een middel om politieke oppositie in de kiem te smoren.

Aan de ene kant is deze controle van de overheid begrijpelijk, aangezien etnische achtergrond de katalysator was van de genocide. De regering handhaaft het alom bekende adagium: “dit nooit meer”. Aan de andere kant legt deze benadering een trauma “stil” dat nog niet verwerkt is door de Rwandese bevolking. Twintig jaar later weten Rwandezen nog steeds precies wie de “daderfamilies” waren en wie daarvan slachtoffer zijn geworden. Er wordt over gefluisterd in de privésfeer, maar er mag niet openlijk over worden gesproken. De onderhuidse spanning wordt niet opgelost. Sommige academici zien hierdoor een herhaling van etnisch geweld als zeer waarschijnlijk, of zelfs als zeker.

Nick Huls, voormalig Vice Rector aan het Institute for legal practice and development in Nyanza, Rwanda, stelt dat het tegenwoordig wel mogelijk is om met studenten te praten over het conflictmodel van de genocide, maar dat niemand kritiek durft te uiten op de regering. In die zin bestaat er volgens Huls onder jonge Rwandezen een soort “ingebakken angst”. Zijn omschrijving van de dagelijkse werkelijkheid in Rwanda doet denken aan DDR-praktijken; ‘De geheime dienst is vrij sterk aanwezig. Niet openlijk natuurlijk, maar iedereen weet dat er ontzettend veel geklikt en geroddeld wordt. Mensen zitten in een gesprek voortdurend om zich heen te kijken. Die totale controle is voelbaar en leidt tot zelfcensuur.’

Een andere zorgwekkende kanttekening is dat jongeren niet gelijk worden behandeld. En dit, dubbelzinnig genoeg, op basis van etniciteit. Omdat de Rwandese overheid een herinneringspolitiek voert waarin wel duidelijk onderscheid wordt gemaakt tussen Tutsi’s als slachtoffers en Hutu’s als daders van de genocide, worden etnische verschillen in het huidige Rwanda alsnog benadrukt.

Door de herinneringspolitiek van de overheid worden etnische verschillen alsnog benadrukt.

De jongere generatie wordt hier overduidelijk in meegetrokken. In juni vorig jaar vroeg president Paul Kagame publiekelijk aan alle kinderen van daders om hun excuses aan te bieden aan alle kinderen van slachtoffers. Een publiek debat barstte los, met name onder jongeren. Sommigen vonden dat ze ‘moesten laten zien dat ze niet achter de misdaden stonden die waren begaan in hun naam’, anderen bevragen het zwart-witte verhaal van goed (Tutsi) versus slecht (Hutu) dat ontstaan is na de genocide. Christopher Kayumba, een Rwandese journalist, schreef bijvoorbeeld in The East African: ‘er zijn veel Hutu’s die Tutsi’s hebben gered, die publiek erkend zijn voor hun moed, de moed om het slechte de rug toe te keren, zelfs wanneer een weigering voor hen de dood betekende. Dus hoe moeten deze individuen zich voelen wanneer bepaalde mensen verontschuldigingen namens hen aanbieden? (…) Onze politici moeten zich onthouden van het creëren van condities waardoor onze kinderen in het verleden zullen leven’.

Jongeren in Rwanda worden gedwongen om te leven in een verhaal over oorlog, een verhaal over goed en slecht, over dood, verdriet en verlies, schuld en onschuld. Een verhaal dat niet hun verhaal is. Zij hebben de genocide niet meegemaakt, maar bevinden zich desondanks in een impasse; ze worden door anderen beoordeeld, bevoordeeld of juist benadeeld op basis van hun etniciteit. Een etniciteit waar niemand over mag spreken, maar die desondanks een onuitgesproken grote sociale rol speelt. Ze worden gecategoriseerd als dader of als slachtoffer. Hierdoor bouwt spanning op, met daarbij het risico op een herhaling van een catastrofe. Er is pas écht hoop voor de toekomst van jongeren in Rwanda, wanneer het land het verleden los kan laten. Een nieuwe generatie moet een nieuwe kans krijgen.

Gerelateerde artikelen
Reacties
3 Reacties
  • JanetvanBavel,

    Helder artikel, het maakt goed duidelijk dat er meer differentiatie en dus democratie nodig is in Rwanda om jongeren de kans te geven los te komen van het impliciete dader/slachtoffer denken

  • Harry van der Velde,

    Dit artikel verheldert WAT er gebeurt en WAAROM. Nu vraag ik me af HOE NU?

    En dan moet ik denken aan dancinginjaffa.com

  • Paul van der Velden,

    Een duidelijk maar ook beklemmend relaas. Het lijkt wel of hier de volgende tijdbom wordt klaargemaakt. Mythevorming is in dit kader erg slecht lijkt me en kan weer verstoorde verhoudingen  laten ontstaan zoals je ook zou kunnen constateren uit je beschrijving.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Naar boven