Flickr/Richard Heaven

Vooralsnog verdronken

Ik denk dat Lidewij verdronken is. Vermoedelijk is het in de Wellistburenplas gebeurd, daar skeelert ze vaak omheen. Er is een eikeltje tussen haar wieltjes gekomen, toen is ze van de weg geschoten, te water geraakt en gezonken. Zo denk ik dat het gegaan is. Waarom is ze anders nog niet hier voor het debatcentrum, op de afgesproken plek? We zouden zoals elke week samen naar de debatteeravond, broer en zus Kastelen, powerteam. Maar Lidewij is te laat dus is er iets grondig mis. Lidewij is nooit te laat voor de debaters. Ik wil niet opscheppen maar ze adoreert mij, ze laat me nooit wachten.

In een etalage aan de overkant van de straat ontkleedt een vrouw een pop. Ze is in de weer met rode plastic tassen die ze met een grote schaar openknipt en dan weer in elkaar knoopt, ze maakt er truitjes en rokjes en hoofddekseltjes van. Sale, staat er op de stukgeknipte tassen. De nieuwe kledingstukken vouwt ze om de pop. Lidewij houdt ook van mode, ze had het vast leuk gevonden om dit even te zien. Het tafereel doet me denken aan een van de debatstellingen van vanavond: Maken wij de outfit, of de outfit ons? Onze teamleider Matthias Klooster bedenkt de stellingen en leidt al jaren de debatten. De groep wisselt vaak van samenstelling, maar hij heeft bij mij en mijn zus al eens gesproken van de ‘harde kern’.

Lidewij is te laat dus is er iets grondig mis

Ik heb vier berichtjes verstuurd maar Lidewij leest ze niet. De beltoon schakelt direct door naar haar voicemail. ‘Halloooo. Dit is Lidewij Kastééélen.’ Ik loop naar binnen, waar al een paar debaters met een colaatje aan de bar zitten. Dag mensen, hee hoi, nee Lidewij komt wat later. Dat ze waarschijnlijk op de bodem van de Wellistburenplas ligt krijg ik mijn keel nog niet uit.

‘Ik verwacht veel van ons modepopje,’ zegt Matthias Klooster. ‘Ik heb haar ingedeeld bij het één-op-één-debat. Mag ze laten zien wat ze waard is.’ Hij lacht hard en neemt een slok, gorgelt met een zoutoplossing. Dat doet hij altijd voordat we beginnen.
‘Ze is fashionably late, geheel in stijl,’ zeg ik zacht en tegelijkertijd zoek ik in mijn telefoon naar mam.
‘Lidewij is te laat,’ vertel ik haar terwijl ik naar de zijkant van het zaaltje loop.
‘Voor de debaters?’ zegt mam. Ik hoor dat zij het ook raar vindt. Waarschijnlijk schiet die Wellistburenplas nu ook door haar hoofd.
‘Moeten we mensen gaan inschakelen?’ vraag ik.
‘Doe maar even rustig,’ zegt mam, ‘ze komt vast nog.’

Correen, vierendertig jaar, bezitster van minstens zestien kleurige sjaaltjes en goed in het vaste-rollen-debat, een debatteervorm waarbij je niet zelf mag kiezen of je voor of tegen de stelling bent, komt naar me toe met een verhaal over haar vriend die aan een carbage-run meedoet. Niet nu, denk ik, niet nu er sprake is van een vermissing. Ik loop naar buiten. De heupen van de vrouw draaien nog steeds ritmisch om de heupen van de pop, er staat vast muziek aan die het etalage-verschonen versoepelt. Crèmewitte poppen met plastic tassen om hun lijf. Alles om klanten te trekken. Lidewij vertelde mij eens dat de leidinggevende van het callcenter waar ze werkt aan het einde van elke werkdag tegen haar en haar collega’s zegt: ‘Slaap lekker vannacht, droom allemaal fijn over de klant van morgen.’ En dat ze elke nacht heel erg haar best doet om niet over de klant van morgen te dromen, maar dat dat bijna nooit lukt, dat klanten heel hardnekkige fenomenen zijn die overal kunnen groeien, net als klaprozen. Droom maar van mij, zei ik toen en ik aaide haar nek.

Niet nu, niet nu er sprake is van een vermissing

‘Is er iets?’ Correen is me gevolgd.
‘Lidewij is vermist.’
‘O god,’ zegt Correen. Haar ogen lijken in haar hoofd te worden gezogen. ‘Hoe bedoel je, vermist, hoe lang al?’
‘Waarschijnlijk is ze voor het laatst gezien bij de Wellistburenplas.’
‘Is de politie gebeld?’ vraagt Correen.

Lidewij is maar dertien maanden jonger dan ik. Ik vind dat dertien cruciale maanden, bescherm haar, ontferm je over haar, zeggen die maanden, leer haar hoe het gaat. Maar Lidewij heeft me vaak verteld dat ik te veel de baas speel, dat ze al dat volwassen gedoe van mij niet gelooft. Het is voor haar eigen bestwil dat ik zo ben, ze is erg kwetsbaar, maar soms slaat ze door. Toen onze hond Fenna doodging bijvoorbeeld, en ik met droge ogen terugliep naar de parkeerplaats van de dierenartspraktijk, zei ze: ‘Jij huilt nooit.’

‘Klopt,’ zei ik, ‘ik heb dat niet nodig.’
Ze keek me ontzet aan en gaf me een tik in mijn gezicht. ‘En nu dan?’
Ik heb haar toen voor het eerst een flinke klap teruggegeven, en haar later heel duidelijk gemaakt dat ik dat soort gedrag niet tolereer.

Ik heb gesproken met wijkagent Laurens, slappe baal hooi. Kan tot de twaalfuursgrens niets doen. Of ik aanwijzingen heb, vroeg-ie. Kom maar langs met een recente kleurenfoto, dan zet ik haar in het systeem. Zal ik jou eens wat vertellen, kloothommel? Systemen, dat zijn pas hardnekkige fenomenen. Mijn zus is gezonken en jullie willen eerst dertig formulieren invullen? Ik schreeuwde dat als ik mijn zus meer dan twee uur niet in de gaten houd het gevaarlijk wordt. Ik schreeuwde dat ze zwak is en niet zonder mij kan. Ik schreeuwde dat hij een kankerlijer was. Als ik voor hem had gestaan had ik hem een stomp gegeven in zijn maag en een dreun tegen zijn neus. Dan gaan slappe mannen meestal al wel tegen de grond. Daarna had ik zijn nieren aangepakt, flink schoppen tegen de zijkant en zo’n man staat niet meer op.

Klanten zijn hardnekkige fenomenen die overal kunnen groeien, net als klaprozen

Correen is voor het debatcentrum op een bankje gaan zitten roken.
‘En?’ vraagt ze als ik naast haar kom zitten.
‘Over anderhalf uur kan ik terecht op het bureau voor een gesprek met de commissaris. Ze halen de helikopter van het universitair medisch centrum en er gaan duikers richting de plas.’
‘Allemachtig.’
We kijken zwijgend naar de rook van de sigaret. Dan lopen we naar binnen, de eerste debatronde is waarschijnlijk al begonnen.

Na de dood van Fenna kwam de periode dat Lidewij zich steeds meer tegen mij begon af te zetten. Soms zette ze het op een schreeuwen en wist ze zelf niet waarom. Het ene argument na het andere kwam eruit, ze wilde me weghebben, zoveel was duidelijk. Fysiek was ze niet weerbaar, dat had ik snel genoeg door. Haar polsen duwde ik zo in het matras. Maar in dat hoofd vonkte het.

Het was in die tijd dat mam met het idee van de debatclub kwam. ‘Protesteerdrift kanaliseren,’ zei ze tegen mij, en tegen haar dat er kleedgeldverhoging tegenover stond. We bereidden samen de stellingen voor, Lidewij en ik, waren vanaf het begin een goed team. Ik zorgde voor de inhoud, zij had de stem en de ogen waarmee mijn ideeën de weg naar buiten vonden. Matthias Klooster gaf haar vaak beurten, liet haar goed uitrazen. Matthias Klooster weet hoe je monden moet openen om ze juist te snoeren.

Correen en ik lopen de gang in. ‘Ik ben van mening dat de outfit ons maakt,’ hoor ik een debater zeggen vanuit de zaal. ‘Je outfit is je visitekaartje, de first impression, hoe herken je een zwerver? Aan zijn vuile kloffie. Hoe herken je een zakenman? Juist.’ Ik herken de stem van Lennaert, de retorische-vragenkoning.

‘Daar ben ik het niet mee eens,’ horen we een andere debater zeggen als haar de beurt is gegeven. ‘Want stel: je zet die zwerver onder de douche, je knipt zijn haar en steekt hem in een pak. Is hij dan ineens geen zwerver meer? Nee. Ware identiteit zit van binnen.’
‘Ik zeg ook niet dat een outfit je hele identiteit laat zien,’ zegt Lennaert luid.
‘Ho wacht,’ horen we Matthias Klooster zeggen, ‘let op de beurten. Leonie, jij bent ook gaan staan. Wat werp je tegen?’

Op het moment dat debater Leonie aan een saai betoog begint komen Correen en ik het zaaltje weer binnen. Ik ben gaan huilen, onhoorbaar. Ik denk aan de naakte poppen, het lichaam van Lidewij, dat mooie mooie lichaam, volgezogen met brak water.

Dat mooie lichaam volgezogen met brak water

‘Kerel wat is er met jou aan de hand,’ zegt Matthias Klooster als hij me ziet. Iedereen draait zich naar ons om.
‘Er is iets vreselijks gebeurd,’ fluistert Correen, haar ogen nog steeds groot alsof ze een kring kleuters een spannend verhaal gaat vertellen.
‘Lidewij is weg,’ snik ik.
‘Weg?’
‘Ze is verdronken. Het is mijn schuld.’ De tranen raken nu de hals van mijn shirt.
‘In de Wellistburenplas,’ vult Correen aan. Ze heeft haar arm om me heen geslagen.

Meer Verhalen
Gerelateerde artikelen
Reacties
Nog geen reacties.

Reacties zijn gesloten.

Naar boven