Hoe ziet de vijand eruit? Nu weten we niet wie ons slecht gezind is, maar eens was het duidelijk wie je moest vrezen. Het was diegene die op klaarlichte dag op het slagveld tegenover je stond en vocht onder een ander vaandel. De banier markeerde het verschil tussen jou en je vijand: een verschil in landsheer, in religie, en in economische belangen. Natuurlijk wordt oorlog ook al eeuwen lang gekenmerkt door list en bedrog: waterputten worden vergiftigd en Trojaanse paarden aangeboden. Maar de technologie van oorlogsvoering was beperkt, en erecodes schreven voor op welke wijze het nobel was de vijand te bestrijden. De strijd bestond veelal uit het uitdelen van klappen. Letsel toedienen betekent dat je weet wie de vijand is, dat je weet waar zijn lichaam is en dat je daar je slagen, pijlen en geweren op richt. Oorlog vond lange tijd plaats op een duidelijk omschreven slagveld, waar gedurende korte tijd de strijdende partijen aanwezig waren, en waarbij het onderscheid tussen vriend en vijand zonneklaar was.
Lange tijd was bij oorlog het onderscheid tussen vriend en vijand zonneklaar
Carl Schmitt, de grote rechtsgeleerde van het Derde Rijk, baseerde op dit onderscheid tussen vriend en vijand zijn concept van politiek. Elk van ons behoort tot een samenleving – een volk, in zijn problematische denken – die haar identiteit ontleent aan de alliantie met haar vrienden, en haar tegenstelling met de vijand. Politiek is volgens Schmitt de strijd van de ene homogene natie tegen de andere homogene natie waarbij elk uit is op de eliminatie van de ander. Hoewel we vrede kunnen sluiten, zullen de verschillen tussen de één en de ander onvermijdelijk weer de kop opsteken: ware het niet als religieuze verschillen, dan wel als bestuurlijke of economische verschillen. Politiek is deze oneindige strijd tussen opponenten. Maar al ten tijde van Schmitts leven vonden grote veranderingen plaats in oorlogsvoering. Tijdens de Eerste Wereldoorlog verschansten de soldatenlijven zich in de loograven, en zo was de vijand niet langer handmatig te elimineren met een doelgericht schot. Daarom richtte nieuwe oorlogstechnieken zich niet langer direct op lichamen, maar op de omringende leefomgeving: deze werd onleefbaar gemaakt. Mosterdgas maakt het onmogelijk om te ademen en enkele decennia later tast Agent Orange de mogelijkheid tot voeding en beschutting aan. Nieuwe biowapens veranderen onze levensbehoeften in zwakke schakels: onze ademhaling en onze vertering vormen het biologische front waarop de aanval wordt geopend.
Tegenwoordig zijn onze bestaansvoorwaarden verstrengeld met de infrastructuur van onze samenleving. Een goede aanval richt zich op de levensaderen van een maatschappij: metrolijnen, lijnvluchten, de post – wie herinnert zich anthrax nog? – en het internet. Hoe technologisch geavanceerder onze samenleving, en hoe groter onze afhankelijkheid van techniek in ons dagelijks leven, des te meer mogelijkheden om het leven van alledag te ontwrichten. Voor de biologische oorlogsvoering uit de twintigste eeuw alswel voor eenentwintigste eeuwse terrorismeaanvallen geldt dat hun succes berust op het blootleggen van de zwakste schakel – de schakel waarvan nog niet bekend was dat deze überhaupt bestond, laat staan dat deze doorbroken kon worden. Dat betekent dat we niet weten op welk front een aanval plaats zal vinden. Sterker nog, we weten niet langer wie de vijand is: wanneer de vijand een samenleving van binnenuit tracht te ontwrichten, kan eender welke gebruiker van de infrastructuur een terrorist zijn. De moderne oorlog vindt plaats op een onbegrensd slagveld, voor onbepaalde tijd, en zonder te weten hoe de tegenstander er uit ziet. Hij kan eender welk gelaat hebben, onder eender welke vlag verschijnen – ik kan de vijand zijn, jij kan de vijand zijn, wij kunnen allemaal de vijand zijn. Een overheid die op haar hoede is, die de onzekerheid van deze strijd poogt te bedwingen, maakt van al haar burgers een verdachte. Op straat, in de bus, online: voor onze eigen veiligheid worden we allemaal in de gaten gehouden. In een dergelijke surveillerende samenleving vindt geen confrontatie plaats tussen twee vijanden, maar is de Staat gepreoccupeerd met het vinden en definiëren van de vijand – en dat achter de hoge muren van de NSA en andere terrorismebestrijdingsunits.
De politieke implicaties van deze verandering zijn gigantisch: in de afwezigheid van een duidelijke opponent, institutionaliseert de Staat een diffuus wantrouwen dat zich richt op de burgers die het probeert te beschermen, terwijl de Staat zichzelf verschanst achter classified documenten. En soms is zelfs het beroep op de arcana imperii, het gebruik van geheimhouding in diplomatie en oorlog, niet meer nodig. Zo tastte enkele jaren geleden een computervirus de centrifuges aan die in Iran het uranium verrijken. Het nucleaire programma liep zo een forse vertraging op. Wie achter het virus zat? Zowel Israëlische als Amerikaanse hoge veiliheidspiefen haalden giebelend hun schouders op. Het moge duidelijk zijn: oorlog kent geen kop-tegen-kop confrontatie meer. We laten ons niet meer in met de vijand. Op een abstracter niveau speelt ons oude vijandbeeld ons ook parten. Voor velen van ons is politiek nog steeds een spel van duidelijk definieerbare opponenten: zo vernauwen we politiek tot coalities en opposities in het parlement. Van nieuwe spelers wordt verwacht dat ze zich duidelijk positioneren in het slagveld van de conventionele politiek. Onze publieke opinie verordeneert: “Geef acht: ben je links of rechts, Christendemocraat of socialist? Indien je jezelf Marxist of juist liberaal noemt, tot welke school behoor je dan, en ben je voor of tegen de EU, moslimmigratie, dierenrechten, hypotheekrenteaftrek?” Dit werkt in het nadeel van extraparlementaire politieke actie, waarvan geëist wordt dat het een duidelijke identiteit aanneemt. Groepen als Indignados, Occupy en Anonymous worden gediskwalificeerd op basis van hun gebrekkige profilering.
Het moge duidelijk zijn: oorlog kent geen kop-tegen-kop confrontatie meer.
Maar is het niet juist hun ontwijkende, veranderlijke en wispelturige karakter dat hen geschikt maakt om de status quo in twijfel te trekken? Hun populariteit toont dat de politiek zoals wij die kennen een anachronisme is – berustend op halfslachtige tegenstellingen, losgezongen van een realiteit waarin politieke partijen geacht worden stevig verankerde doctrines te hebben, maar in plaats daarvan keer op keer ten rade moeten gaan bij spindoctors, thinktanks en taskforces voor het eerstvolgende verkiezingsprogramma. In plaats van deze ogenschijnlijke clear-cut politiek hebben we meer guerilla nodig, die even ongrijpbaar is als de manieren waarop wij tot bonafide of malafide burgers worden bestempeld.
Liesbeth, het was geweldig, ga zo door!!!!!!!!!!!!