Iedere discipline, iedere gemeenschap van jargongebruikers, ieder 'taalspel' zou Wittgenstein zeggen, heeft zo z'n eigen 'restbegrip'. Een restbegrip is een term waar alle onverklaarbare fenomenen en taboes in opgeslagen worden, netjes onder één noemer. Het is een soort conceptuele gangkast waar je alle ongewenste vragen en moeilijke kwesties naar hartelust in kan gooien; tot opluchting van alle gebruikers van het restbegrip blijft zo de troep keurig achter slot en grendel. Binnen discussies rond populisme, mijn eigen academisch specialisme, bestaat dat restbegrip uit de term "charisma". Niemand weet wat het betekent, maar het verklaart een hoop. Binnen het allemans' specialisme van de maatschappijkritiek is dat het begrip 'tijdgeest'.
Men kan het lang proberen te negeren, maar ooit moet toch eens gekeken worden naar de vraag: “wat bedoelen mensen als ze het over de tijdgeest hebben?”
Men[1] kan de krant nauwelijks openslaan of er presenteert zich een vlijmscherpe filering of een genuanceerde deconstructie van de tijdgeest. Men kan het lang proberen te negeren, maar ooit moet toch eens gekeken worden naar de vraag: “wat bedoelen mensen als ze het over de tijdgeest hebben?” Na lang onderzoek kan ik nu als consument van kranten en tijdschriften en als deelnemer aan het dagelijks gepraat, globaal drie manieren van het gebruik van het woordje ‘tijdgeest’ onderscheiden.
Het eerste gebruik zou ik willen kwalificeren als redelijk onschuldig. Het vindt plaats in de context van iemand die zich beklaagt over onuitsprekelijke grofheden in het openbaar vervoer, zoals te lui zijn om niet op te staan voor ouderen (iedereen ouder dan de babyboomers), het lef hebben om op te staan voor ouderen die zichzelf niet zo oud vinden (de babyboomers) of het onfatsoen hebben om luide muziek te spelen (iedereen jonger dan de babyboomers). Of het gaat over zoiets als de top van het bankenwezen die zich mateloos misdraagt door zichzelf te belonen met heel veel geld voor geen gedane arbeid (de babyboomers). Wanneer de klager klaar is met z’n litanie, knikt de aanhoorder instemmend en zegt dan iets als: “Tja, waanzinnig, dat is de tijdgeest, hè?”. Het heeft dan de betekenis: “Ach, wat doe je eraan.” En het is zo’n beetje het maatschappijkritisch equivalent van zeggen: “Tja, ’t heerst”, tegen iemand die net langdurig en gewelddadig heeft geniesd. Dit is allemaal zo erg niet, het gebruik van de tijdgeest functioneert dan vooral als afsluiting van een klaagzang.
Het tweede gebruik wordt al wat gevaarlijker. Eigenlijk is de situatie exact hetzelfde als in het eerste geval alleen antwoordt iemand dan: “Tja, waanzinnig, dat is de Zeitgeist, hè?”. Dat is zoiets als het vluchtig tonen van een intellectueel paspoort, een soort academische secret handshake. Allemaal heel vermoeiend, maar nog steeds niet ernstig.
Met name de derde vorm is bijzonder akelig. En die tref je voornamelijk aan in dag- en weekbladen. De tijdgeest duikt dan in de volgende zinsconstructies op: “Ik denk dat dat komt door de tijdgeest, die is materiëler geworden, meer op het uiterlijk gericht, op gerieflijkheid”. Of: “Hieraan is ook de nieuwe tijdgeest debet”.
In dit geval is de tijdgeest een handelende actor, een soort onzichtbare hand van een onbewogen beweger of iets dergelijks. Dat roept natuurlijk de vraag op: “Denkt de schrijver nu écht dat er een geest aan het werk is die mensen aanzet tot onoorbaar gedrag en verschrikkelijke uitspattingen?”. Natuurlijk niet.
De tijdgeest is een uitermate geschikt instrument om te fulmineren op de onaangename kanten van ons moderne leven zonder te hoeven wijzen op oorzaken, schuldigen of verantwoordelijken.
De maatschappijcriticus die een tijdgeest aanroept, roept eigenlijk heel hard: “Jullie!” “Jullie lezers! De mensen in het land, de onnadenkende, consumerende Nederlanders die zich niet terugtrekken achter een schrijfmachine en zich niet dagelijks verbazen en kwaad maken over onrecht en misstand”. En de lezer van de column of van het artikel denkt heel hard: “Ja, zij!”. “Die mensen die ik op straat tegenkom, collega’s, buren, iedereen die niet deze krant leest. En al die lezers die wel deze krant lezen maar ‘m niet begrijpen!”. Maar dat denkt iedere lezer. Iedereen is een meeloper behalve ik.
De tijdgeest is een uitermate geschikt instrument om te fulmineren op de onaangename kanten van ons moderne leven zonder te hoeven wijzen op oorzaken, schuldigen of verantwoordelijken. We kunnen het consumentisme bespreken zonder de economische voorwaardes die ten grondslag liggen aan onze welvaart aan te halen. We kunnen het hebben over morele crises zonder het te hebben over hervormingen in het onderwijs. En we kunnen klagen over de waan van de dag zonder te spreken over de verdienmodellen die ten grondslag liggen aan de moderne journalistiek.
Pas als ons tijdperk, wat ons tijdperk ook moge zijn, ten einde is zal men begrijpen hoe ons tijdperk in elkaar stak. Pas dan zullen anderen zien wat wij goed en fout hebben gedaan.
Dat is ook niet vreemd, het begrip Zeitgeist wordt aan de filosoof Georg Wilhelm Friedrich Hegel toegeschreven. Binnen de filosofie van Hegel is het inderdaad goed mogelijk om de ‘geest’ van een bepaald tijdperk te duiden en te doorgronden. Maar die poging tot duiding wordt in hoge mate beperkt door een andere stelling van Hegel, de beroemde stelregel “De uil van Minerva vliegt pas uit bij het invallen van de duisternis”. Wat zoveel wil zeggen als: filosofen, wijsgeren kunnen pas ten volle de geest van een bepaald tijdperk begrijpen wanneer dit tijdperk op z’n einde is.
Pas als ons tijdperk, wat ons tijdperk ook moge zijn, ten einde is zal men begrijpen hoe ons tijdperk in elkaar stak. Pas dan zullen anderen zien wat wij goed en fout hebben gedaan. Onze eigen tijdgeest, zo die al bestaat, onttrekt zich aan ons. Zoals de krokodil onder je bed, die daar heus wel is, maar iedere keer dat je kijkt zich rap verschuilt in het donkerste, schaduwrijkste hoekje van je slaapkamer.
Daarmee plaatst iedereen die verkondigt onze tijdgeest te duiden zich buitenspel. Het is niet mogelijk, zelfs niet binnen de toch al vrij onmogelijke filosofie van Hegel. Iedere columnist die trots beweert de tijdgeest in z’n kladden gevat te hebben is een beunhaas en een verkoper van tweedehands klepels zonder klokken. We hebben al genoeg problemen en verwarring, nodeloos gegoochel met chique woorden zal vermoedelijk geen oplossingen bieden.
1. ‘Men’ is trouwens ook een restbegrip, niemand weet ooit wie je ermee bedoelt, maar het lost een hoop op.
Toch een pleidooi om de TIJDGEEST serieus ter hand te nemen. Want... de tijdgeest wil vooral zeggen: wat is DOMINANT in ons denken, voelen en handelen anno 2017. Wij gaan dit ter hand nemen in een Zomers Filosofisch Café op 25 juli en 29 augustus 2017 in Rotterdam ten huize van Huis der Zotheid. Zie http://www.huisderzotheid.nl