De discussie over Zwarte Piet is niet bepaald ‘ouderwets gezellig’. Veel mensen zijn boos. De een wil van Zwarte Piet af, omdat hij verwijst naar een racistische geschiedenis. De ander voelt zich aangevallen en is kwaad omdat de traditie bedreigd wordt. Een derde groep is hélemaal klaar met de discussie. Niet de inhoud van die discussie – over de racistische connotaties – is nieuw, maar de vorm. Veel mensen hebben moeite met de emotionele geladenheid van de discussie. Maar is dat wel terecht? In het licht van de emotiegeschiedenis krijgt het debat een nieuwe betekenis. Kunnen we de emotie rond 5 december niet ánders gebruiken?
Woede, haat, verdriet en angst domineren de discussie over Zwarte Piet. Dat is opmerkelijk in een tijd waarin rationaliteit in de politiek als ideaal wordt gezien. Het NRC kopte in 2014 ‘Hollanders ingetogen? Zwarte Piet maakt ons hysterisch’. Het hoge emotionele gehalte van de discussie strookt niet met ons zelfbeeld. ‘Wij Nederlanders’ zouden nuchtere, rationele mensen zijn, die niet snel van hun stuk zijn te brengen. Toch zegt de heftige discussie rondom Zwarte Piet meer over het huidige Nederland dan we denken.
Het uiten van emotie werd een vorm van verzet
Elke samenleving kent een eigen emotionele standaard. Sociale instellingen en overheden promoten bepaalde emoties en verbieden of negeren andere. De westerse omgang met emotie is eeuwenlang gericht geweest op emotiemanagement: een emotie mág geuit worden, zij het beheerst. In het denken van de Verlichting, het tijdperk van de Rede, was controle over emoties de norm. Onder invloed van wetenschap werd de rede het uitgangspunt in de politiek – en dat is het gebleven.
Maar wanneer een samenleving ‘voorschrijft’ onze emotie in te dammen, betekent dat niet dat we het niet kunnen ervaren. Binnen de stroming van de Romantiek werd het uiten van emotie een vorm van verzet tegen die al te strenge beheersing van emoties in de Verlichting. Ook in onze tijd lijkt de norm van rationaliteit in politiek en debat te worden ondermijnd door emotionele retoriek. Wat wordt aangeduid als de vrijheid van meningsuiting, doet eerder denken aan vrijheid van emotie-uiting. In plaats van door de rede gestuurde uitingen, zijn commentaren op sociale media, maar ook in de traditionele pers en politiek, vaak emotioneel geladen.
Dat hoeft niet verkeerd te zijn. Woede kan emancipatie bevorderen wanneer het wordt ingezet om ongelijkheid te bestrijden, zoals bij het feminisme aan het begin van de twintigste eeuw. Maar het kan ongelijkheid ook juist benadrukken. De groep die Zwarte Piet wil afschaffen is kwaad om de impliciete ongelijkheid tussen etnische groepen die blijkt uit de figuur van Zwarte Piet. Voor de mensen die Zwarte Piet willen behouden ligt dat anders. Ook zij zijn boos: niet zozeer op een misstand, als wel op die ander die van Zwarte Piet af wil.
Woede versterkt het gevoel van verlies van nationale identiteit
Barbara Rosenwein introduceerde de term emotiegemeenschap voor groepen met eigen emotionele waardering, gebruik en uiting van emoties. Binnen zo’n gemeenschap van gelijkgestemden zorgt woede voor verbondenheid, maar in relatie tot anderen zorgt het voor vervreemding. Niet alleen Geert Wilders, maar ook Halbe Zijlstra mobiliseert een emotiegemeenschap. Het idee van een ‘ouderwets gezellig Sinterklaasfeest’ bevestigt een wij-gevoel. De groep die Zwarte Piet liever ziet verdwijnen, wordt juist uitgesloten van die solidariteit. Die ander wordt zelfs aangewezen als schuldige voor het ‘sterven’ van de traditie: Zijlstra benoemde de snelle aanpassing van Zwarte Piet door RTL als iets waarmee ‘je het Sinterklaasfeest vermoordt’.
De woede versterkt het gevoel van verlies van nationale identiteit. Dat gebeurt niet alleen door uitspraken van politici, maar ook door haatdragende teksten op sociale media. Woede kan mobiliseren en gemobiliseerd worden. Mensen voelen en uiten hun woede helemaal zelf, maar doen dit wel binnen de context van emotiegemeenschappen. Vervolgens ervaren anderen uit de gemeenschap de emotie weer als hun eigen authentieke woede, die ze – gestimuleerd door politici als Zijlstra, die emotie mobiliseren – kunnen uiten op sociale media of in sportkantines. Door sociale media kan de discussie ook nog eens op veel grotere schaal gevoerd worden dan voorheen.
We kunnen leren van de lessen van de Verlichting én de Romantiek
De discussie over Zwarte Piet is exemplarisch voor het huidige politieke klimaat. Onze tijd lijkt meer op het denken van de Romantiek dan van de Verlichting. Over het hele politieke spectrum is emotioneel geladen retoriek niet van de lucht en spelen politici sterk in op (onderbuik)gevoelens van het electoraat. Toch zijn we in ons denken blijven hangen in de Verlichting. We beschouwen rationaliteit als norm. Zowel voor- als tegenstanders in de Zwarte Pietdiscussie worden vaak weggezet als emotioneel en irrationeel. Emotie domineert de discussie, maar wordt tegelijkertijd niet geaccepteerd. Toch hoeft die emotie niet slecht te zijn, als we het toelaten en een balans zoeken waarin emotie en affectie meer ruimte krijgen, maar binnen een redelijk kader. We kunnen leren van de lessen van de Verlichting én de Romantiek, door emotie niet langer weg te zetten als irrationeel, maar het naast rationele argumentatie te laten bestaan.
Woede kan onrecht en ongelijkheid overwinnen en is daardoor krachtig. Maar woede zal zich altijd afzetten tegen degenen die niet bij de eigen emotiegemeenschap horen. Als de discussie over Zwarte Piet tot een oplossing moet leiden, dan zullen we ons in elkaar moeten verplaatsen. Daarvoor zijn andere emoties nodig, zoals liefde. Het lijkt de tijd er wel naar: de vrije uiting van emotie. Dat kán goed zijn, maar laten we die andere emoties dan niet vergeten. Als alle partijen emotie omarmen hebben we misschien ook nog wat aan die emanciperende werking van woede en de politieke kracht van affectie. Daar kunnen we vandaag mee beginnen.